Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/393

Deze pagina is proefgelezen

XV.
Darfilijn en zijne bekentenissen.


Darfillijn de oude, als wij reeds gehoord hebben, was een man van talent, van genie zelfs, maar die beide, meer dan verantwoordelijk was in ijdele theoriën en onuitvoerlijke plannen verkwistte. Hij zelf was zonder fortuin, maar het vermogen zijner vrouw vergoedde dit gemis. Zij was eene weeze en had tot aan haar huwelijk bij hare zuster en Don Abbondio ingewoond. Hare familie had zóó veel vertrouwen op de veelzijdige kunde en bekwaamheden van Darfillijn, dat niemand zich over hare toekomst ontrustte. Toen men aanving er over zich te bekommeren, was het te laat, zóó zeker te laat, dat onder de redenen die Don Abbondio bewogen zijn jeugdigen broeder bij Darfillijn te plaatsen, ook die behoorde, door eene belangrijke toelage uit Aelbrecht’s vermogen de inkomsten van die echtgenooten te verbeteren, en het hun mogelijk te maken op den vroegeren voet te blijven leven. Veel zelfgevoel, slechte luim en eene onoverwinnelijke zucht om zijne geestigheid te toon en door scherpheid en ironie, hadden Darfillijn daarbij vele vijanden gemaakt, en werkten hem evenveel tegen, als zijne uitstekende kennis en krachten voor hem werkten; zijn humeur verbitterde zich onder die tegenwerking, waarop hij niet had gerekend, in het vaste vertrouwen, dat bij het »quos echo" van zijn hoogen en scherpen geest alle baren zich als gewillige dienaressen voor zijne voeten zouden effenen; hij werd heftiger en dringender in zijne eischen, en meer dan ooit voorheen onbillijk en onverdraagzaam jegens menschen en zaken. De laatsten bleven er onder zooals ze