Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/394

Deze pagina is proefgelezen

waren, de eersten evenzeer, alleen ze werden erger tegen Darfillijn. Vrienden had hij sinds lang niet meer, zijne vijanden begonnen zich meer en meer stelselmatig tegen hem te vereenigen en trokken de onverschilligen op hunne zijde; zijne positie in den kring waar hij zijne plaats had behooren te vinden, was verloren, de cirkel sloot zich voor hem. Overal barrières, overal uitsluiting en overal hinderpalen. In die dagen viel de catastrophe met Aelbrecht voor, welke diens vlucht veroorzaakte, en zonder deze, zijne verwijdering uit dat huis toch onvermijdelijk zou gemaakt hebben, en dit zelfs gaf den materiëlen toestand van het gezin een geweldigen schok.

Darfillijn was niets en hij bezat niets, de inkomsten van het vermogen zijner vrouw, in zoover het niet onder zijne hand was weggesmolten, waren niet meer toereikende. Hij moest zich andere hulpmiddelen verschaffen. Met al de bitterheid zijner zwartgallige ziel, met al de fijnheid en al de behendigheid van zijn vernuft wierp hij zich in de rangen der politieke oppositie, of liever, want die bestond toen nog niet als corps, maar hij dreef op zijne eigen hand een guerilla-oorlog tegen het gouvernement, en in harmonie met sommigen, die dezen weg noodig achtten en door tegenstreving de scheve zijde van ’t staatsstelsel recht wilden maken. Ten tijde van Koning Willem I en vóór den Belgischen opstand had die kleur geene politieke rechten, en men rekende niet met haar zooals nu, alleen wie al te lastig of te hinderlijk werd en wie zich genoeg wist te handhaven en op den voorgrond te stellen om vreeze aan te jagen, werd, ik zal niet zeggen gekocht, maar… gewonnen. Men ondernam die manoeuvre met Darfillijn, en hij was in een toestand die hem geene keuze liet… Hij nam aan wat hem werd voorgesteld, en men begon met hem in de hoofdstad van eene der zuidelijke provinciën een aanzienlijken comptabelen post toe te vertrouwen.

Niets scheen minder geëvenredigd aan zijne bekwaamheden, niets was daarbij minder geschikt voor zijn karakter.

Het beheer van aanzienlijke sommen, die niet de hunne zijn, is voor sommige menschen van een eenvoudig oog of liever van een rustig gemoed en een eerlijk hart geene verzoeking; ze beginnen met het als iets vreemds, als iets buiten het hunne te rekenen, ze eindigen met niet meer aan de waarde te denken,