Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/395

Deze pagina is proefgelezen

ze zien er ten laatste niets meer in dan cijfers, dan getallen die sluiten moeten, en het denkbeeld aan ’t gebruik komt niet eens meer in hen op; maar anders is dat voor karakters van eene levendige verbeeldingskracht, van een vurigen, ondernemenden geest met hoogstrevende wenschen en met een hoofd vol van veruitziende ontwerpen; voor hen zijn die groote sommen, die door hunne handen gaan of aan hunne bewaring zijn toevertrouwd zonder daarover beschikking te hebben of ze naar willekeur te kunnen gebruiken, niet slechts eene beproeving, maar eene groote verzoeking, eene slange die aan hunne ruste knaagt en die hun allerlei valsche raadgevingen influistert, allerlei schitterende uitkomsten voorspiegelt, uitlokt tot allerlei ijdele berekeningen van mogelijkheden, die, ware hetgeen zij bestieren werkelijk hun eigendom, nog te onzeker eene kans zouden bieden, maar, waar het niet het hunne is, het wagen eene strafbare roekeloosheid moet genoemd worden, zelfs bij de zachtste opvatting.

Darfillijn zelfs zag dat zoo in, zijn hoofd was warm, zijne verbeelding wild, maar zijn hart was eerlijk; te grooter was zijn strijd tegen alle luchtkasteelen en hersenschimmen, die zijne verbeelding opbouwde, terwijl zooveel goud door zijne handen gleed.

Zoolang hij dien strijd met zich zelven alleen voerde, zonder dien in woorden lucht te geven, was de kamp zwaar, maar de schijn der overwinning bleef hem — ik zeg de schijn — omdat zoolang de uiterlijke daad ontbrak, hij geloof had in zijne eigene sterkte en meende een vijand in zijne macht te hebben, dien hij nog niet in waarheid bestreden had.

Maar de aanvechting van buiten kwam; de gelegenheid vertoonde zich onder hare verleidelijkste, onder hare minst aanstootelijke, onder hare onweêrstaanbaarste gedaante: de hoofdambtenaar bij zijn vak liet hem voor zich roepen — en sprak confidentieel over de noodwendigheid die er bestond, om in de oogenblikkelijke verlegenheid van de regeering te voorzien, en over de mogelijkheid om voor korten tijd te beschikken over de gelden die te zijner verantwoording waren, en die soms maanden lang niet verantwoord behoefden te worden. Darfillijn had de zwakheid zich te leenen tot dezen handel, die niet in den regel was, en dien hij met vastheid had moeten afslaan;