Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/399

Deze pagina is proefgelezen

eer die niet verdiend had dus geschandvlekt te zijn als de ongelukkige uitkomst nu dreigde; het was zijne zaak zoo goed als Darfillijn’s meende deze, en hij zeide het met vrije, ronde, scherpe woorden.

De aanzienlijke man antwoordde met een schouderophalen en met een sarcastischen glimlach, hij dwong hem zijne tegenwoordigheid te verlaten als een lastig indringer, en hij kon zich die vermetele onbarmhartigheid veroorloven, de groote heer, zonder schaamte en zonder geweten, want de onvoorzichtige Darfillijn had geen enkel bewijs tegen hem dat werkelijk in rechten gelden kon, en hij durfde den bedrogene dus trotseeren zonder vreeze; nog meer verbitterd over zijn moed, over zijne ontijdige nauwgezetheid (als hij ’t noemde) trok hij de hand werkelijk terug, die hij nog eene wijle beschermend over hem had uitgestrekt, het eenige wat hem nog hield opgericht, hij liet hem zinken en — de ongelukkige was verloren.

Hij zelf achtte het zich nog niet; schoon onder de vreeselijkste verdenking in hechtenis genomen en ingekerkerd, vleide hij zich nog met de hoop op zijne rechtvaardiging, althans van de zwaarste beschuldiging die op hem rustte; hij kon zich beroepen op zijn chef; en al kon deze de wreedheid hebben hem te verloochenen, er was een medebewuste van — hij zelfnoemde het niet zijne onschuld, maar toch van zijne bedoelingen, en die ééne was: Don Abbondio. Hij had altijd geloofd in diens schranderheid, hij had hem veelmalen geraadpleegd, hij had hem met volkomen oprechtheid en zeker met de naïiteit van iemand die aan niets twijfelt, au courant gehouden van de groote zaken die hij deed met en voor den aanzienlijken man en zekeren ongenoemde, het al ten dienste van den staat!

Men kan begrijpen, hoe de antwoorden van Don Abbondio zijn geweest op zulke inlichtingen, zoo hij al antwoordde, dat niet dan zeer zeldzaam het geval was: onbestemd, het bijzondere vraagstuk, waarin hij geraadpleegd werd, in ’t midden latende en zich verdiepende in algemeene beschouwingen en theoriën over industrie, staathuishoudkunde, of van welk anderen tak van kennis hier eigenlijk de vraag was, en ternauwernood met een duisteren en gekronkelden volzin, waaraan iedere soort van uitlegging kon gegeven worden, de wichtigste vragen