Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/407

Deze pagina is proefgelezen

»en als die verzoeking niet bij u bestaat, zal ik u…" »dit doosje afstaan?" vroeg ik, want ik wilde het in mijne macht hebben en niet afhankelijk zijn van zijn al of niet komen. »Behoede ons, neen! maar zóó veel als gij voor een nacht noodig hebt, wil ik u geven." Het blijkt, dat mijn broeder geen groot vertrouwen heeft op mijne wilskracht. Hetzij, ik had geene keuze, ik moest nemen wat hij goedvond te geven."

— »Het heeft gebaat, Margaritha, ik heb het middel in handen rust te hebben en liefelijke droomen, zoo vaak ik wil, ik meen zoo vaak Herman’s barmhartigheid mij die verlichting wil schenken. Het is zoo, mijn ontwaken is dof en duister, maar den dag leeft men schielijk door, mijn cipier brengt mij boeken zooveel ik wil, ik schrijf aan u en… zoo wordt het avond, dan komt Herman en brengt mij mijne rust, mijne verdooving althans.

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . .

— »Ik moest Herman gisteren toch eene vraag doen: van waar die vrijheid om mij te bezoeken, daar sinds eenige dagen, ik weet niet waarom, de mijne nog meer eng is ingeperkt; een mijner kennissen schreef mij, dat hij mij een bezoek had willen brengen, doch teruggewezen was. Ik zoude zonder toegang zijn, naar men hem zeide. De goede Z., een man die mij in mijne gevangenis dient (ik heb er tegen hem bij den naam van zijn ambt te noemen) bracht mij dit briefje ter sluik, het was hem niet meer veroorloofd brieven vrij over te geven, of ze moeten geopend, dus gelezen worden door den directeur van dit huis, hetgeen zooveel zegt, als: schrijf niet meer, want wat beduidt een woord der vriendschap dat geschikt is om onder zulke oogen te komen. Dit zal u ophelderen, Margaritha, waarom ik u door Herman laat verzoeken, mij geene brieven meer te zenden dan door hem zelf."

— »Op mijne vraag, waarom men hem en hem alleen tot mij toeliet en zoo groot een vertrouwen schonk, antwoordde hij in ’t eerst niet, daarop ontwijkend, eindelijk, toen ik dringend werd, bekende hij mij dat hij die vergunning had gekocht! »Gekocht! en waarmede?" — vroeg ik verwonderd.

— »Met eene concessie van iets dat voor zeker hoog perso-