Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/413

Deze pagina is proefgelezen

XVI.
Katharina Darfillijn.


Aelbrecht liep voort met zoo groote versnelde schreden, dat Luciaan, die wel jonger was maar in sterkte voor hem moest zwichten, hem nauwelijks kon volgen — maar ook, hij wist wat hem wachtte in zijn huis.

Na een laatst bezoek bij mevrouw Frevel, waarbij hij haar inlichtingen had gegeven die — zonder Don Abbondio’s karakter al te zeer te bevlekken — Katharina’s goeden naam voorloopig herstelden, was de jonge advocaat naar Haarlem teruggekeerd, door een vermoeden geleid dat hij bevestigd vond, en dat alles ophelderde wat er onverstaanbaars scheen in Katharina’s gedragingen. Overtuigd dat zij te Amsterdam — vreemde als zij er was — niet dan teleurstelling, verwarring en schrik zoude ontmoeten, was zij naar Haarlem gegaan — en had zich aangemeld aan het adres van haar advocaat; dat was de reden dat zij hem niet had geschreven en geene volmacht had achtergelaten. Hare papieren waren van zulk belang, dat zij, door veel leed en lijden tot wantrouwen gestemd, die niemand anders ter bezorging toevertrouwde, vooral niet uit het huis van mevrouw Prevel, waar zij vrees had voor omkooping van Don Abbondio. Luciaan niet vindende, had zij zich naar het logement begeven, waar zij door zijne tusschenkomst reeds vroeger haar intrek had genomen; en niets was dus gemakkelijker voor hem, dan de jonge schoone daar op te zoeken — en deze verklaring met haar te hebben; — toen had zij hem de bewuste papieren gegeven, — die hij terstond naar Aelbrecht zond, met bericht, dat hij zoo spoedig zijne zaken het toelieten, met mevrouw Darfillijn