Pagina:Bosboom-Toussaint, Eene kroon voor Karel den Stouten — Don Abbondio II (1888).pdf/414

Deze pagina is proefgelezen

naar Amsterdam zou komen; dat was nu geschied — Katharina Darfillijn was in het huis van den man, die meer dan eenig mensch ter wereld met teeder verlangen naar haar had uitgezien, en zij wachtte hem — men begrijpt hoe — als de verdoolde in eene woestijn haar gids, als eene zwakke die zich rondom van vijanden omringd weet, den sterken en machtigen vriend, die ze allen zal verslaan.

Spoediger dan bij den afstand mogelijk scheen, trad dan Aelbrecht zijn huis en zijne woonkamer binnen, — hij vond er Frits, die reeds in de beste verstandhouding was met zijne zuster, die hem van zijne moeder sprak, en die hem hare eigene lotgevallen vertelde, zooveel zij konde en durfde. Zij was in een der gemakkelijke sofa’s neêrgezonken; Frits zat vertrouwelijk naast haar, en hield hare hand in de zijne, terwijl hij met rustige teederheid op haar zag. Aelbrecht en Luciaan waren binnengekomen, zonderdat zij het bemerkten — het mollig tapijt verdoofde het geluid hunner voetstappen; Aelbrecht wilde op Katharina toegaan, eenigszins met de deftige kalmte van een vaderlijk vriend, van een man die hare moeder had liefgehad; hij wilde haar toespreken op denzelfden toon — maar nauwelijks stond hij voor haar, of de stem stokte hem in de keel en hij bleef staan, bleek, roerloos en als verstijfd. Zij, daarentegen vloog op met een luiden gil en wierp zich aan zijne voeten, het hoofd diep neêrgebogen op den grond, met den uitroep: — Signor! signor! Alberti! mijn vriend! mijn redder!

— Carlotta! — riep hij diep bewogen en toch met meer strengheid in den toon dan men zou verwacht hebben, — ik kan vergeven, maar zeg mij — zeg mij welke list hebt gij gebruikt om tot mij te komen? Carlotta zelve zou mij welkom zijn, waarom geeft gij u hier voor Katharina Darfillijn?

— Katharina en Carlotta zijn dezelfde — slechts was Carlotta eene schuldige zonder berouw — en Katharina eene boetende zonder hoop.

— Berouw! boete! Katharina! — Carlotta! — hoe gij u ook noemt — die twee woorden verzoenen alles — niet aan mijne voeten, aan mijn hart is uwe plaats — de dochter van Margaritha werd er gewacht en Carlotta weet welke rechten zij waarop zoude hebben, zoo zij die niet zelve had verworpen.