Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/319

Deze pagina is proefgelezen

De Markiezin de Verteuil had Lisette weggezonden, Lisette’s taak ook was afgedaan, en afgedaan met zulk eene frischheid, met zulk eene keurigheid, met zulk een fini, (vergiffenis! ik heb op dit oogenblik geen juister woord in het hollandsch onder de pen) dat de behendige cameriste, in volle tevredenheid met zich zelve, op hare lauweren kon gaan rusten, dat in hare taal beteekende: een half uurtje vrijheid genieten om te snappen en te coquetteeren in de antichambre, hetzij met de bezoekers, die er komen mochten voor hare meesteres, hetzij met den intendant, den kamerdienaar of den grand-laquais; wie van allen zij er vinden zou, haar was het om het even, Maar hetgeen nog beter voor de eer van haar werk spreekt dan de blik van zelfvoldoening, dien zij er op geworpen heeft, eer zij het cabinet de toilette verliet, is dit: de meesteres zelve was voldaan! En meent niet, dat zij licht te voldoen was op dit punt, al was zij eene schoone vrouw van zes en twintig jaren, wie zeker alles goed moest staan en die de hulp van toiletkunsten nog niet noodig had, om de verwoestingen van den tijd of de gebreken der natuur te verhelpen en te verheelen, Eene vrouw van den rang en de fortuin der Markiezin mocht de kunst niet ter zijde stellen in de laatste helft der achttiende eeuw, zonder de verdenking van zonderlingheid op zich te werpen; zij kon het niet zonder zich prijs te geven aan belaching; en ik vrage, of eenige vrouw, van welke eeuw ook, zich daaraan zou hebben gewaagd ter wille van een weinig natuur, en of eenige zich in waarheid voor zoo volmaakt schoon houdt, dat ze niet meent door de kunst hare bevalligheden te kunnen