Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/324

Deze pagina is proefgelezen

te glimlachen als hij sprak van zijn hart, niet naar haar reukdoosje te grijpen, als hij hare hand wilde vatten, en niet de dansende herdertjes op haar waaier te bewonderen, als hij haar in de oogen wilde zien.

Ze zou dus voor ditmaal gevoel veinzen? vraagt gij. En als wij nu eens antwoorden konden: zij zou voor het eerst zich , zelve zijn, schoon onbewust van zich zelve! En als nu die vrouw, die in geheel haar uiterlijk de verpersoonlijking was van haar tijd, eens het bewijs leverde van wat zonder bewijs kan geloofd worden, dat het hart zijne rechten laat gelden, hoe ook de omstandigheden mogen samenzweren om het te verstompen, te verwringen en te misvormen; als er nu uit die vrouw eens een toon sprak, dien het blanketsel der achttiende eeuw niet gansch had kunnen smoren, en als nu hare ziel eens den kreet gaf van een leven, dat de baleinen van eene klemkeurs niet gansch hadden kunnen verstikken; wat zoudt gij zeggen?

De waarheid is, dat tot op dien oogenblik haar hart nog niet had gesproken, en dat niets de kalmte er van had gestoord, en dat zij zich zelve nog niet had hegrepen, dat men haar aan Julien had verloofd zonderdat zij hem had gezien, dat zij, hem ziende, niets meende te gevoelen dan eene verklaarbare nieuwsgierigheid, dat zij hem liever tot gezelschap had gekozen dan een ander, omdat in ’t eind een neef van minder beduidenis was dan een vreemde, — en zelfs nu dacht zij slechts in, dat zij dien neef tot echtgenoot moest nemen, of dat er een tijd zou komen, waarin zij moest ophouden hem tot geleider te hebben, en dat het haar toch vreemd zou zijn in hare loge in de opera, als hij niet meer achter haar zou staan. En zij begreep niet waarom zij zoo zonderling te moede werd bij de gedachte, dat dit mogelijk zou kunnen wezen. Gelukkig werd de neef aangediend en kwam hij binnen voordat zij op die denkbeelden kon voortpeinzen, ten minste voordat ze in haar hoofd tot helderheid waren gekomen.

De Hertog de Sabran was gekleed naar de eischen van zijn rang en naar de mode van zijn tijd, doch met eene zekere soberheid van opschik en eenvoudigheid van kleuren: zijn gekleede rok was van bruin fluweel, met zilver geborduurd en met knoopen van paarlemoer, daar sommigen ze van edelge-