Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/329

Deze pagina is proefgelezen

moet, om als edelman en lieveling van al de dames van het hof, zijn hart neêr te werpen aan de voeten van een burgermeisje!

La Bergère des Alpes! riep de Markiezin met eenig ongeduld.

Julien glimlachte opnieuw.

— Mevrouw de Markiezin schijnt verveling noodig te hebben, om mij gelukkig te maken met de flikkeringen van haar vernuft en van hare verbeelding, maar zij zal zich overtuigen, dat mijne geschiedenis niet geheel den gewonen loop neemt.

Het burgermeisje was ouder dan de Vicomte; zij was vier en twintig jaar, maar zij was een engel van schoonheid en deugd. zij had den jongen edelman lief, maar zij verborg het hem, omdat hij een edelman was, totdat eene naïveteit van eene harer jongere zusters haar geheim verraadde. Bij een meisje als Angèle was er maar één woord, maar ééne belofte, die gelden kon in ruiling van die bekentenis, en in de verrassing en de duizeling van vreugd over die zekerheid, sprak de Vicomte het uit! Hij beloofde haar zijne hand, zijn naam! Wat dunkt u, Mevrouw!

— Hij beloofde! herhaalde de Markiezin, met een scherp glimlachje. Arme Angèle!

— Gij zoudt dus niet geloofd hebben als zij. Maar juist dit is eene nieuwe wending, hij was van plan om woord te houden.

— In ’t eind, hij was zeventien jaar, maar, bij zijne opvoeding te Versailles, moet ik bekennen dat die trek mij verrast…

— Belachelijk, niet waar? vroeg Julien, en zag met onrust in den spiegel naar hare oogen.

— Welnu, neen! Hertog, gij zult mij misschien uitlachen, maar ik wenschte wel eens zulk een meisje te zijn, om te weten of men voor mij zich zoo zou kunnen vergeten.

— En voor hem die dat kon, zoudt ge dan tien jaren van uwe jeugd offeren willen? vroeg de Sabran levendig.

De Markiezin bedacht zich eene wijl. — Mijnheer, die toestand is niet mogelijk… toch, vervolgde zij, na hem even te hebben aangezien, toch zou het wel kunnen zijn; moesjes en blanketsel verhelpen zooveel! Er tintelde schalkheid in haar oog, terwijl zij dit zeide, en eene schalkheid die gevoel niet uitsloot.