Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/331

Deze pagina is proefgelezen

Twee jonge lieden, vrienden van den Vicomte, zouden de getuigen zijn. Het waren echte roués; alleen om een weinig in hunne denkbeelden te komen, en hen over te halen hem dien dienst te bewijzen, had de Vicomte hun dit huwelijk voorgesteld als een bedrog om Angèle te misleiden.

— Ik zou den Vicomte meer hooggeacht hebben, zoo hij moed gehad had voor de waarheid; een man moet voor iedere goede daad van zijn leven durven uitkomen, sprak de Markiezin met zooveel ernst in de stem en in het oog, dat Julien met eenige onrust antwoordde:

— De Vicomte was nog een knaap, en bedenk dat hij zich bewoog in een kring, waarin deugden en ondeugden van beteekenis waren veranderd. Het vervolg moet hem in uwe oogen nog meer veroordeelen, maar vergeef gij het hem, want hij heeft het zich zelven nooit vergeven.

— Ik zou daartoe mogelijk kunnen komen, zoo gij uw naam hadt genoemd, Julien! sprak de Markiezin.

— Gij zoudt mij eerder iets vergeven dan een ander, Loïse? vroeg hij levendig.

— Dat heb ik niet gezegd, hernam de Markiezin schielijk. Alleen waarom verbergt gij wat zoo licht is te doorzien? Alles verraadt u — de verbroken verbintenis, de broeder, die geen ander kon zijn dan de bekende Hertog de Sabran…

— Welnu, ja! Markiezin, het is mijne geschiedenis die gij hoort; zal ik vervolgen?

Tu n’as pas fait ce pas pour reculer! liefste Hertog, en gij verbreekt niet een zoo lang zwijgen, om nu niet over dit punt eenmaal alles te zeggen. Ik luister.

— En ik heb niet langer het masker noodig. Ik had mijn broeder den Hertog met zooveel heftigheid mijn gevoelen gezegd over zijn voorstel, dat zijn argwaan meer dan eene oorzaak meende te moeten zoeken voor dien tegenzin, en zoodra hij die oorzaak giste, had hij die uitgevonden; met eene politie, als die den grooten Heeren van toenmaals ten dienste stond, weet men alles. Hij liet mij bij zich komen in zijn hôtel, en hij zeide mij alles wat een talon roué en een man van zijn geest en van zijne beginselen weet te zeggen tegen een huwelijk met een burgermeisje, tegen een huwelijk uit liefde. Hij zeide dit