Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/336

Deze pagina is proefgelezen

iets plomps en gemeens, dat stuitte; hare stem zelfs had hare zachte welluidendheid verloren en klonk mij schel in het oor. Men moet eene vrouw verlaten op zijn zeventiende jaar en haar beeld in het geheugen blijven houden als ik het deed, en haar zóó wedervinden, om iedere begoocheling te verliezen. Ik zag haar zooals ze was, zooals ik haar altijd had moeten zien. Ik voelde het voor het eerst, dat alle woorden van mijn broeder, tegen een huwelijk in zoo ongelijken stand, geene vooroordeel en waren geweest. Verfijning en onbeschaafdheid konden niet samen gaan, zonder elkander te botsen en te wonden. Ik begreep, dat ik die vrouw alles zou kunnen vergeven, dat ik haar zou kunnen weldoen, als zij het noodig had, maar dat ik haar niet meer zou kunnen liefhebben, zelfs al ware zij trouw gebleven.

— Zij was trouw gebleven! riep de Markiezin; ik giste het van ’t begin af aan.

— Helaas, ja! zuchtte Julien. Gelukkig herkende zij ook mij niet. Ik wilde toch weten door welke kunstgreep men op den wil der Angèle van toenmaals had gewerkt, van het naïeve, dwepende schepsel, dat mij aanhing met eene afgodische bewondering. Welnu, met de lichtbewogen vertrouwelijkheid eener alledaagsche snapzucht deelde zij mij hare geschiedenis mede op mijne eerste vraag. Ik vernam toen, dat ze veel had geleden en veel had opgeofferd om mijnentwil, en dat ik veel had te vergoeden. Verbeeld u, Mevrouw, men had haar eerst het geloof aan mijne liefde willen ontnemen; maar die proef stond zij goed door. Dat geloof was haar niet te ontnemen; zij hield het vast met eene kracht, die door de roués erkend werd onwrikbaar te zijn. Voor eene andere list bezweek zij. Men bracht haar in de meening, dat ik den Koning had vertoornd door mijne weigering van de hand een er groote dame; dat zij de eenige hindernis was, en dat mij Bastille en dood dreigden; een moedig besluit van haar alleen kon mij redden. Zoo zij gehuwd was, zou ik den Koning gehoorzamen. — Altijd was de Vicomte zeker voor haar verloren — vertelden zij, en de arme begreep dat zij zich moest opofferen. De jonge zilverwerker, die reeds vroeger hare hand had gevraagd, die door hare moeder werd ondersteund in dit aanzoek, en die, zooals haar eigen woord was, »rijkelijk zijn bestaan had," en beloofde hare moeder en hare zusters te