Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/339

Deze pagina is proefgelezen

dom haar niets van het geledene zou vergoeden; een verschrikkelijke strijd verhief zich in mijne ziel. Ik durfde niet zeggen: ik ben Julien, want ik kon er niet bijvoegen: ik heb u nog lief; en toch had zich onder haar spreken ondanks de alledaagschheid harer woorden, aan mij eene ziel geopenbaard, die meer waarde had dan de schoonheid, die ik vroeger in haar had bewonderd. Zij had gehandeld met gezond verstand, met geestkracht en naar edele beginselen, die zij nooit had verloochend; zij sprak niet van haar lijden, maar uit haar laatste woord kon ik het begrijpen. — Er was slechts ééne herstelling mogelijk… Ik ga niet voort, Mevrouw de Markiezin, want hier is het oogenblik om uw raad te hooren.

De Markiezin zag hem aan, hare oogen glinsterden van tranen. Zij had vele malen naar haar reukdoosje gegrepen; iets onuitsprekelijk zachts en fijns teekende zich op hare trekken, door het gekleurde pleister van het blanketsel heen.

— Zij is niet jong meer, — niet schoon meer, — en gij hebt haar niet meer lief? vroeg zij met eenige gespannenheid.

— Zoo is het, Mevrouw.

— Welnu Hertog, in onze côterie trouwt men dikwijls, waar geene jeugd is en geene schoonheid en geene liefde, — dan die van het belang. — Laat het eenmaal zijn ter liefde van een plicht. — De stem der Markiezin beefde, toen zij dit zeide. Onder het luisteren naar dien man had haar eigen hart gesproken. Maar vaster toch voegde zij er bij — gij moet Angèle huwen.

— Dat heb ik gedaan, Mevrouw, hervatte hij levendig, en dat woord van u heb ik gewacht om u te vragen…

— Of ik haar inleiden wilde in onze wereld? viel Loïse in, met die zelfbeheersching, die eene vrouw als zij te lang had geoefend in het kleine, om die ook nu niet machtig te wezen in het groote.

— Neen, Mevrouw; Angèle is niet geschikt voor eenigen kring, waartoe ze door mijn rang zou behoord hebben. Ik heb mij met haar teruggetrokken op het land. Ik ben niet gelukkig geweest, maar zij was het; zij heeft niet eenmaal begrepen, dat ik haar een offer had gebracht; en dat zij het niet weten zoude door mij, was mijn gedurig streven en mijn grootste triomf op