Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/354

Deze pagina is proefgelezen

»Dan ziet gij wel, dat ik u uit den weg moet ruimen,” hervatte de Prins tot Don Antonio.

»Nadat wij het tweegevecht hebben gehad, geef ik er u vrijheid toe…” hernam sennor Conte.

» Welnu dan morgen, bij het eerste morgenrood, op den degen, en de plaats…”

»Bij de puerta del Sol,”

»Dat is aangenomen — uwe getuigen,”

»Mijn camariero — ik ben hier vreemdeling.”

»’t Is mij alles goed, en gij, Donna Anna, zegt gij mij niets, zelfs geen woord ter gunste van den nieuwen gunsteling.”

»Zeker zal hij het zijn, zoo hij mij van een zoo tirannisch aanbidder bevrijdt.”

»Die eer heeft hij reeds nu of liever zij komt u zelve toe, u alleen, madonna, ik zeg niet dat ik u aan hem overlaat, want gij weet dit tweegevecht overleeft die held niet; maar ik zeg dat gij van nu aan van mijne hulde verschoond blijft;…” en de sennor Conte boog zich zoo hoffelijk en dus zoo stijf als hem mogelijk was, en ging.

Toen hij weg was barstte de levendige, jonge vrouw in een luid gelach uit, daarop ernstiger en den Prins aanziende:

»Helaas, helaas, ik ben zoo wreed als onbezonnen, dat ik lachen kan, hoe belachelijk die aftocht ook wezen mag…”

»En waarom zou mijne sennora niet lachen, als dat haar goeddunkt?” vroeg Angelo Manriquez, met galanterie.

»Omdat die man het doen zal, zooals hij zegt: hij zal u het leven benemen.”

»In dat tweegevecht! Ah bah! maar ik heb immers altijd eene kans voor mij…

»Maar ik zeg u dat het eene zeer geringe is, hij is de beruchtste degen van Madrid, en velen, die mij durfden naderen met hunne wenschen, hebben het ondervonden… daarom ook… was het medelijden met u, dat ik schijnbaar doof bleef voor… uwe serenaden.”

»Innigen dank voor de goedwilligheid van dat gevoel voor mij, maar ik had er liever andere blijken van gezien, al hadden ze mij het leven moeten kosten.”

Wij weten niet wat de dame willens was hierop te antwoorden, want de blik, dien zij op Angelo Manriquez wierp, die