Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/355

Deze pagina is proefgelezen

opnieuw zich aan hare voeten had geplaatst op het kussen van Dolcettino, bewees dat zij zich niet al te zeer beleedigd achtte over de stoute vrijmoedigheid zijner betuigingen, toen Fra Ambrosio haar antwoord voorkwam, door uit te roepen, hetzij met werkelijke, hetzij met gehuichelde onrust:

»Daar de sennor Conte vertrokken is, hoe kom ik nu veilig terug in mijn klooster, zoo laat in den avond? Een arme broeder is zoo weerloos en toch zoo licht de prooi van leegloopers en moedwilligen…”

»Stel u gerust, mijn vader; deze caballero zal u zijn geleide en bescherming verleenen, op mijn verzoek, Niet waar, sennor, het is de eerste dienst, die ik van u aanneem. Ik zal eene gelofte doen aan Onze Lieve Vrouw van Atocha, dat het niet de laatste moge zijn,”

»Dat madonna een dienst van mij aanneemt, is mij reeds te hooge gunst om niet gewillig te gehoorzamen, anders… ik had u nog zooveel te zeggen, Donna Anna!” hernam hij zwaarmoedig en met beduiding…

»En ongelukkig heb ik haast,” zeide de padre, naar een afgeloopen zandglas ziende, »nog een half uur toevens, en het is voor mij te laat; de regel van ons klooster is gestreng.”

»Wij zullen zorgen dat de gestrengheid er van u niet drukke, waarde broeder, monsennor ik bid u…” en de jonge vrouw reikte Manriquez hare hand om te kussen.

Na dit vaarwel was vertoeven niet meer mogelijk, ook schikte de jonge Prins zich in zijn lot met gedwongen berusting, terwijl hij sprak:

»Kom, mijn broeder, gij verliest niet bij de verwisseling; het is nog altijd een Don Antonio Sondez, die u verzelt.”

»En ik geloof dat zijn degen geen zwakkere is,” voegde de page er bij. Manriquez knikte den bevalligen knaap toe, en wierp nog eenmaal een vurigen blik op de sennora, terwijl hij zich voor het laatst tegen haar boog.