Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/369

Deze pagina is proefgelezen

mede zijne besluiten, zijne vonnissen werden uitgevoerd, maakten hem tot een verpersoonlijkt noodlot, waarmede het hard moest zijn in aanraking te komen; men beschuldige dus onzen jongen held niet van al te groote zwakheid, niet van te veel gebrek aan zedelijken moed, (van den anderen heeft hij, naar ons dunkt, al genoeg, al te veel blijken gegeven, maar die viel hier niet wel toe te passen) zoo hij wankelend en met een kloppend hart voortging aan den arm van den Hertog van Friäs. De zaal, waar deze hem nu had heengevoerd, was zeer donker, dat zeker veroorzaakt werd door eene zware fluweelen gordijn, die het vertrek als in tweeën scheidde en die de zijde, waarvan het licht kwam, afsloot juist van dat gedeelte, waar men Manriquez gebracht had. In zijne stemming moest dat duister het drukkende van zijn toestand vermeerderen, en werkelijk, zijne gedachten werden somberder en angstiger naarmate hij er zich meer in verdiepte. Toen de groot-kerkermeester van Castilië zich had verwijderd, wierp de Siciliaansche Prins zich afgemat op den eersten zetel den besten, die hem in ’t oog viel, en zeker moet men hem langen tijd alleen gelaten hebben, want de inspanning van zijne smartelijke gedachten, vooral voor hem, die zeker meer de persoon was van het doen dan van het overwegen, de lichamelijke inspanning, de vermoeienissen en de onthouding van slaap van den vorigen nacht deden hem al peinzende toegeven aan eene onweerstaanbare sluimerzucht, en hij sliep in, het hoofd gerust op de linkerhand, die zich steunde tegen de leuning van den armstoel; maar zelfs in den droom verscheen hem niet de zoete gestalte van Donna Anna, maar wel de schrikbeelden, door de laatste uren in hem opgewekt, want toen hij eindelijk wakker werd, riep hij uit:

»Mijn vader, mijn arme vader! de Koning…, ach de Koning… wil…

Hetgeen de jonge man uit den vasten slaap van zijne achttien jaren dus plotseling had opgewekt, was een schel licht, dat hem nu omgaf en hem tot onder de gesloten oogleden was doorgedrongen, en tegelijk met dat licht, een schitterende stoet van granden, hidalgo’s en pages, en terwijl nog de jonge man worstelde tusschen zijne droomen en zijn ontwaken, zich