Pagina:Bosboom-Toussaint, Het Huis Honselaarsdijk in 1638 enz. (1886).pdf/404

Deze pagina is proefgelezen

sten kerker. En nog was zijn tijd niet die van het diepste verval dier vorsten-waardigheid; en vooral hij niet een dier Doges, die zich de tiranny der opgedrongen meesters uit de aristocratie het lichtst en het gedweest lieten welgevallen. Nicolaas Trono worstelde nog om te behouden, en had meer dan eens overwinningen behaald, die zijn bestrijders hard vielen te zien, en hij was de man om daarvan een gebruik te maken, dat het volk zou toejuichen, maar dat den adel moest doen sidderen. In zulke handen moest werkelijk goud een machtig middel zijn, en het is niet vreemd dat het geheime driemanschap, zoo achterdochtig wakend tegen iedere heerschzucht behalve zijne eigene, zoo naijverig op het hoogste gezag, niet zonder geweldigen tegenzin, met eene bruid als Felicia zooveel van dat machtige middel in de handen zag komen van zulk een vorst. Voorwaar, daartoe had zij die jonkvrouw niet bewaakt met zulke Argusblikken, onder schijn van vadertrouwe. Of de Doge werkelijk zulke bijoogmerken had, als men hem toeschreef, is ons nog niet gegeven te zien; wel dat hij op zijne bruid zoo hartstochtelijke blikken slaat, als waren heerschzucht en staatszorge samen opgelost en vergeten voor het genot van haar bezit. En zij was werkelijk schoon te aanschouwen in haar schitterend feestgewaad van die kostbare goudstof, zoo rijk en toch zoo doorzichtig, dat zij het wit satijn van ’t onderkleed liet doorschemeren, waarvan toenmaals de weverijen van Venetië het benijde geheim bewaarden… en waarvan nog de schittering werd verhoogd door sterren van diamanten, op dezen prachtigen grond met kwistige hand heengeworpen. Eene cordelière van, paarlen, en de verdere tooi eener bruid, die te zamen een koninklijk écrin zouden gevuld hebben, verhoogden dit grootsche toilet, dat voltooid werd door een langen witten sluier van die onwaar deerbare kant, die men nog als point de Vénise bewondert; en de haarband van goud, die welhaast door de hertogelijke kroon moest vervangen worden, door Venetië toenmaals nog aan de Dogaressen toegekend. Maar hooger dan dit flonkerend prachtgewaad blonk hare schoonheid, en meer verblindend wit was de blankheid van deze blonde dochter der Lagunen, dan hare witte paarlen uit de diepte der golven opgehaald; en zachter en edeler hare trekken, onder hun droevig waas en de bleekheid, die ze