Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/131

Deze pagina is proefgelezen

Niet alzoo onzen Aernoud. Ottelijne’s wenschen zouden altijd bevelen zijn voor hem, zoo zij slechts eerst geheel de zijne wast zoo het niet meer aan haar noch aan iemand zoude staan, zijne bedoeling te misduiden, zoo slechts niet zijne toegevendheid zwakheid kon heeten, of de lage kuiperij van den burgerzoon, die bedelt om eene adellijke hand. Zoodra haar lot geheel zou afhangen van hem, zoude geen rimpel van zijn voorhoofd een wolkje brengen op het hare; dan zou hij buigen voor de buigzame, en zacht zijn voor de zachte; dan zou zij eerst recht weten, welk eenen schat van liefde hij voor haar had verborgen en weggelegd, zij, die reeds zoo gelukkig was bij het deel, dat hij haar toonde. Men ziet het, het was die strijd van zijnen hartstocht tegen zijne fierheid, welke hem weinig beminnelijk maakte en hem die gedwongenheid gaf, waardoor hij kon worden miskend en waarvoor wij in zijnen naam vergeving vragen.

Men ziet, hij had goede voornemens; het is van goede voornemens jammer, dat het niet altijd in onze macht staat ze uit te voeren.