Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/297

Deze pagina is proefgelezen

zich daarheen te begeven, maar toch, de avondklok had eerst pas geluid, het was niet al te scherp in de herfstlucht bij een heerlijk maanlicht, en het verlangen van den gevangene kon niet al te vreemd schijnen; ook werd het ingewilligd, en spoedig daarop wandelde hij om in de sombere lanen, met een hart, dat klopte van allerlei aandoeningen. Niet lang bleef hij alléén. Bertmann, zijn voedstervader, de schudwacht, naderde hem, gevolgd van eenen anderen persoon in huismanskleeding, die van middelbare jaren scheen en die sterk gebukt ging. Van onder de neerhangende randen eener grijslakensche bonnet, zagen de oogen van dien man glurend naar Paul heen, terwijl Bertmann met een ruwen hartelijk gebaar op dezen toeging.

»Dat is eene onverwachte kans, hé mijn Jonker! Doe snel dezen overrok aan, werp uwe muts in het zand, en neem den hoed hier,” sprak hij, terwijl hij hem beide overreikte, »en volg ons haastig.”

»Maar, Bertmann! hoe wist gij, hoe hebt gij uitgevonden?…”

»Tot verwondering en vragen is hier de tijd niet: wij moeten vluchten; deze man en ik hebben ons verbonden om u te redden — volg ons!”

»Dat kan niet zijn,” zuchtte de jongeling.

»Geen moed!” mompelde de man in het grauw, en zijne licht blauwe oogen vonkelden.

»Waarom niet (?)” vroeg de soudenier, die des jongelings aarzelen evenmin begreep, »ik zeg u, wij hebben eenen uitweg uit deze rottenval; terwijl ons volk van de kogge hier vóór groente inbrengt, helpen wij er achter eenen gevangene uit. Overvloed van voorraad en een mond minder! ha! ha! de Kastelein kan niet klagen. Meent gij, dat Bertmann de Utrechtschen drie weken voor niet zou gediend hebben? Maar haast u dan, Jonker! Bij St. Dominicus! die een goed krijger was, de boot heeft geene scheepslading in — kom,” en hij wilde metterdaad de hand leenen tot de vermomming.

»Hoor dan, Bertmann! ik moet hier blijven, ik mag niet, ik heb mijn woord verpand!”

»Aan de Bourgondiërs!” sprak de grijze man met een en bijtenden glimlach. »Bij den hemel, Jonker! uw vader zou niet