Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/299

Deze pagina is proefgelezen

of hij den strijd moest beginnen of opgeven, zag vragend naar zijnen makker om. Deze was met twee stappen bij hem. Een gedruisch, als van gewapenden, die naderen, liet zich hooren.

»Daar vloeit te veel Bourgondisch bloed in zijne aderen!” sprak de grijze man luid, »de ellendige heeft zijne boeien lief! Laat hem, Bertmann!” En daarop Paul aanziende met eenen blik, waarin gramschap en bitterheid gloeiden, zeide hij hem:

»En gij, weerspannige! wacht voortaan nooit iets van Karel van Gelder! gij hebt niets verdiend, dan zijne verachting!”

»O, mijn God!” stamelde Paul, met bleeke lippen, de beide armen naar den vreemde uitgestrekt, maar tegelijk viel zijn hoofd in bezwijming neder op den schouder van den doofstomme. De Gelderschman sloeg geen oog meer op hem, maar vluchtte met zijnen soudenier, ruggelings achteruit wijkende in het gezicht der slotsoldaten, die vast naderden, langs eenen uitweg, dien Bertmann ontdekt had of daargesteld. Ze bereikten de boot, ze bereikten de kogge, eer men van het Slot eene sloep in gereedheid had. en zeilden weg voor het oog der verschalkten, fier trotseerend de kleurige vlag hijschende, onder den sarrenden jubelroep van: »Gelre en Engeland!”

»Hij waagde zich voor mij! Heere! wees mij genadig! behoed hem!” riep Paul, dien men naar zijn vertrek had teruggeleid, terwijl hij het vaartuig naoogde.

Sinds dien dag werd hij scherper bewaakt, doch niet strenger behandeld. Het was duidelijk, dat hij onschuldig moest zijn aan den toeleg; ook was de Bisschop later volkomen tevreden met de opheldering, die hij hem gaf van zijn gedrag.

leder mijner lezers weet nu, dat Paul zijnen vader heeft gezien in den Hertog van Gelderland; maar ik weet, dat allen daarom niet minder eene inlichting verwachten over die vreemdsoortige bloedverwantschap. Op gevaar af van hen te vervelen, ga ik aan hunne verwachting voldoen.

Op zijn zesde jaar, door Karel den Stouten, na de bemachtiging van Nijmegen, uit zijn vaderland weggevoerd, werd Karel