Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/35

Deze pagina is proefgelezen

-»Niet waar? ik eisch eene groote proef van uwen moed.”

»Ik weet dat gij dien niet hebt verdacht. Daarom, sinds gij het wilt, laat ons gaan, melieve! en men zal zien, of een Keizerlijk Hopman en een burger van Utrecht het hoofd durft opheffen onder den Adel, en of hij hen achting zal weten af te dwingen; want nu ben ik krachtig en sterk, in de keuze van mijne Jonkvrouw.”

En werkelijk, zijn trotsch en eenigszins zwaarmoedig gelaat hief zich op met eene fierheid, eenen geboren Rijksvorst waardig, toen hij zijne Ottelijne aan den arm voortleidde, en haar bracht in het midden van de feestzaal.