Pagina:Bosboom-Toussaint, Het huis Lauernesse (1885).pdf/532

Deze pagina is proefgelezen

»Bij St. Lazarus van Frankrijk! de knaap is kwalijk,” riep Karel van Gelre, die hem onwillekeurig te gemoet ging.

»Lacy! als een stervende,” hernam Bertmann op klagenden toon.

»Dan willen wij hem onze zeer sterke genegenheid toonen, of dat hem het leven terug mochte geven,” borst nu de Hertog hartstochtelijk uit, en, geheel de koele terughouding vergetende, die misschien in zijn plan had gelegen, liep hij op Paul toe ontrukte hem aan de mannen, die hem leidden, drukte hem met onstuimige drift aan zijne borst en hield hem gansch alleen opgericht met zijnen krachtvollen arm, terwijl hij tot de omringenden sprak: — »Ridders en vassallen! groet den oudsten zoon van uwen Hertog.”

Niet terstond, niet door allen werd dit bevel gehoorzaamd; de uiterste verrassing scheen, wie het hoorde, als door betoovering aan de plaats te boeien; wel waren zij opgestaan, maar bleven als eene herhaling van het bevel wachten, die het hun duidelijk moest maken. De jonge Karel had zich, tegelijk met hen, werktuigelijk opgeheven van zijne zitplaats, maar een donkere gloed overtoog hem het voorhoofd, zijne lippen trilden; even sloeg hij de hand aan het zwaard, daarna boog hij het hoofd met diepe verslagenheid op de borst, als begreep hij het nuttelooze en gevaarlijke van zijnen toorn.

»O zoete troost der vaderlijke liefde! uitnemende weelde der ziele! veel begeerd, en gehoopt zoo weinig als verdiend! Vader! Laat mij nog weder zeggen, Vader! O Heere! mijn God, Gij hebt aan mij welgedaan boven bede! Lof zij U en prijze, o God mijner hulpe!” riep Paul met eene verrukking, die zijne zwakheid sterkte, en vlijde zich met innigheid aan de vorstelijke borst.

»Mijn zoon is vroom!”riep Karel van Gelder, welgevallig glimlachende; »maar, bij de eer van Gelre’s Leeuw, gij, Heeren! waartoe mart gij, mijnen zoon goed heil te wenschen, en blijde inkomste in zijns Vaders stad?”

Die herinnering deed de omstanders, van hunne verrassing bekomen, op den plicht denken, die hun was aanbevolen. Ook gehoorzaamden nu allen, en verdrongen zich met gemeende of