Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/120

Deze pagina is proefgelezen

»Eene ijdele vraag, sir Philip! dat weet men tot in Spanje toe.”

»Wie weet zelfs, of de Czaar van Rusland er in zijn laatsten minnebrief aan de Koningin niet over geschreven heeft,” fluisterde Essex Douglas spottend in.

»En toch eene vraag, die juist en helder moet beantwoord worden, eer men Uwe Excellentie een raad mag geven op het punt van aannemen of verwerpen van deze opdracht der Staten-Generaal!

»Welnu dan, sir! het is bekend; maar als het toch herhaald moet worden,” hernam de Graaf met verbeten ongeduld. »Ik ben hier, om aan het hoofd van hunne regeerings-zaken te staan;

om hun aanvoerder te wezen in den krijg met Spanje; om de waarachtige Christelijke religie te handhaven; om wet en orde te herstellen; om de rust en den bloei der gemeente te bevorderen; om… om welke redenen zoude ik anders hier zijn?”

»Dus om geene andere redenen, dan om het ontredderde schip van dezen Staat voor zinken te behoeden; het te veiligen tegen de overmacht der golven, dat het geen wrak worde; het op te tuigen tot een deftig en ordelijk vaartuig; het af te houden van branding en klippen en het daarna te laten mededrijven op den grooten oceaan der volkeren? Dat is het begin, niet waar, Mylord?”

»Juist, sir! schoon dat in gewone menschentaal had kunnen worden uitgedrukt,” antwoordde Leycester.

»Ik kan nu meer eenvoudig zijn, want ik moet alléén vragen: wat zal het daarna wezen?”

»Daarna, sir! daarna? wel, dat doel, waarvan gij spreekt, eens bereikt zijnde, is er geen daarna, dat is het einde.”

»Welnu dan, Mylord! zoo waarlijk noch de Koningin noch Uwe lordschap, andere bedoelingen willen hebben dan de gezegde…,” en de jonge edelman hield een oogenblik op en zag den Graaf scherp in de oogen…

»Neef! gij dringt zonderling,” sprak deze met een lichten blos het hoofd afwendende, »maar zekerlijk, het oogenblik is nog niet dáár, om dieper in te dringen in bedoelingen en wenschen, van wie ook. Daar zijn staats-ontwerpen, die niet op ééns en tegelijktijdig ontvouwd kunnen worden, maar die zich ontwikkelen moeten uit de veranderingen, die de tijd kan brengen, en uit den loop der zaken zelf.”