Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/135

Deze pagina is proefgelezen

vereenigd, maar niet geordend onder hetzelfde hoofd, te zien binnentrekken in hunne stad, na de verbittering van een driewerf vergeefschen strijd, dat was zich blootgeven aan alle jammeren van plundering en moord; dat was over hun hoofd brengen alles wat zij van den aanvang af hadden willen vermijden.

Er scheen slechts één middel over om het af te wenden, om het te verzachten voor ’t minst: de verbolgenheid van den aanstaanden overwinnaar, van den aanstaanden meester van hun lot, vooruit te verbidden door smeekingen, en door aanbiedingen, zoo hoog als die in hunne macht stonden; maar wie zou zich belasten met zulk eene zending, te midden van de hitte des gevechts? wie den strijder tegenstreden, die den scherpen degen nog vastgeklemd hield in de vuist? wie als zendeling des vredes heengaan met ongewapende hand, met ongedekte borst, zonder de zekerheid te hebben, of in den gloed des toorns, en in de duizeling der overwinning, de zendelingen niet zouden ontvangen worden als wederstanders? Het was een weinig de historie in de fabel van het aanbinden der bel:

L’un dit, je n’y vais pas,
L’autre, je ne suis pas si sot!

enz.

En het was nacht geworden onder het raadplegen; de laatste nacht wellicht die te gebruiken was voor hun behoud; een onstuimige nacht, onstuimig door de stormen der natuur, onstuimig door de stormen van angst en onrust in de harten der omsingelden, en door de wilde kreten waarmede zij ze uitgilden; onstuimig bovenal door het geweld, dat daar buiten dreigde. Maar niet lang zouden die bedrukte burgers vreeze hebben, dat niemand zich hunne belangen zoude aantrekken. Leoninus hief zich op; — zijn. voorbeeld wekte één zijner ambtsbroeders; — de ambtsplicht dwong één der leden van het stadsbestuur om hen te vergezellen;… en zoo gingen zij heen, onder zulke uitzichten, in de duisternis van den nacht, onder de barheid van den storm, naar de legerplaats van den vijand!

En hij, die de ruste zoo liefhad, en zoo noodig voor zijn hart en voor zijne studie, en die geene vrijheid noch geen leven ging wagen, die kleine waarde en flauwe begeerlijkheid voor hem