Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/136

Deze pagina is proefgelezen

hadden; maar die dubbel voelde en hoog waardeerde wat hij offerde, en die het offer toch bracht. Maar de vijand, dien zij zoeken gingen, was Willem van Oranje, en die grootheid van ziel bleef niet onbegrepen, door de grootheid zijner bevatting. Edele en krachtige woorden waren het, die Leoninus tot hem sprak; en edelmoedig gaf hij zich zelven prijs aan den toorn van den overwinnaar, door op zich zelven te wijzen als op de ziel van den tegenstand, als den eenige die straf verdiende; zijne gedenkwaardige rede en het antwoord van Oranje zijn beide bewaard gebleven; dat van den Prins ook, getuigt van edelmoedige goedheid, die uitlokt tot vertrouwen; — het was het begin der onderhandelingen, die eindigden met de overgave der stad, waarbij zij slechts te lijden had in goud, en waarin hare rust, haar godsdienst, en hare maatschappelijke orde behouden bleven. Maar wat het grootste was; hoewel smeekeling, hoewel in de macht van den vorst, die met geestdrift vervuld was, bij de verlossing die hij dacht aan te brengen aan een volk; — van een held in den triomf eener overwinning, voor eene zaak die hij heilig achtte, durfde Leoninus die geestdrift laken — durfde dien triomf misprijzen — durfde die handelingen afkeuren, en die onderneming evenzeer berispen van de zijde des verstands als van die der wet, — durfde die eene schending noemen van het geluk der Nederlandsche burgers, als van de rechten des Konings; — hij durfde hem in overweging geven, of wel onderdanen gerechtigd waren, door zulke middelen te verkrijgen, wat de onbillijkheid des vorsten hun had geweigerd; en indien al, of men dan niet meer zeker moest zijn van de overwinning, en voor het minst meer hulpmiddelen bij de hand hebben, dan nu te onderstellen waren, eer men zulken strijd aanving…!

Dat alles zeide Elbertus Leoninus aan Willem van Oranje, toen hij als smeekeling stond voor Willem van Oranje, en toen heeft hij zijn naam de Leeuw wèl verdiend; want er was leeuwenmoed in dit zeggen, en ook Oranje betoonde leeuwenaard bij de grootmoedige gelatenheid, waarmede hij het heeft aangehoord; en ofschoon Leoninus er even weinig in slaagde, Willem I te doen veranderen van gevoelen, of een oogenblik te doen wankelen in volharding, als deze er hem toe bracht, één haar breed af te wijken van hetgeen hij toenmaals zijn plicht achtte, zijn ze toch