Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/142

Deze pagina is proefgelezen

delerwijl mijne gebiedenis aan Zijne Excellentie en in uwe vriendschap aanbevolen,” en tot zijne gade sprak hij: »Barbara! handel mijn heere als een welkomen gast. — Elias! ik heb u dezen edelman niet aan te bevelen, gij zijt alreede kennissen; waarom zoudt gij geene vrienden worden?” en daarop ging bij den Burggraaf vóór naar zijn studeervertrek.

Nu de echtgenoote van Leoninus alleen was gebleven met hare kinderen, tegenover den vreemden bezoeker, gevoelde zij, dat het aan haar was, om de beleefde ontvangst van haar gade tegenover dezen voort te zetten. Zij deed het met die gemakkelijke heuschheid, die bij haar voortkwam uit eene vereeniging van goedhartige welwillendheid, en van de gewoonte met vele en met allerlei menschen samen te zijn; en het mocht dan wezen door hare Belgische afkomst en het verblijf te Leuven, of wel door haar gewoonlijk oponthoud in Gelderland, en door de plaatsverwisseling, waaraan zij met haar echtgenoot onderworpen was, dien zij meestal vergezelde, of wel door den omgang met dien echtgenoot zelven; — maar zeker is het, dat de gade des Kanseliers niets had van die stille stijfheid en die hoekige gedwongenheid, die maar al te veel de deftige en waardige huisvrouwen van die dagen ontsierde, alsof de deugd geen ander kleed mocht hebben dan dat der verveling. Wij gelooven nu, dat alle Hollandsche dames van den hoogeren stand van die overdrijving zijn genezen, en dat zij alle haar echtgenooten het huis zoo aangenaam maken, als de gezellige kringen, waarin zij schitteren; — en dat zij alle talenten, van de schoone kunsten af tot op de wetenschappen toe, die zij van de kostscholen medenemen, ook in de huiselijke binnenkamer laten schitteren, en er die mede opvroolijken, en dat niet aandoen op den avond met het satijnen gala-kleed voor de soirée, om den echtgenoot van dat alles niets te laten zien, dan het boekje van de keukenmeid en de rekeningen van de modemaakster. De Hollandsche dames uit de hoogere kringen hebben een veel te open oog voor hare waarachtige belangen en die van hare kinderen, om niet het tegendeel van dit alles te doen, zonderdat de alleraardigste Marie uit de Tesselschade, of mijne Kanseliers-vrouw uit de XVIde eeuw het haar behoeven te herinneren; maar wij vergeten deze, en, waarlijk! zij verdient het niet.

Zoolang de belangwekkende echtgenoot daar was, moest zijn gezin in de schaduw blijven; — nu hij zich verwijderd heeft,