Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/144

Deze pagina is proefgelezen

hij geen gebruik had gemaakt van den stoel, die voor hem was aangeschoven, terwijl de Kanselier met hem sprak, zeide zij hem:

»Zit doch, heer Douglas! en gun ons eene wijle rustig het geneugt van uw bijzijn. Ik voege mij gaarne met vreemdelingen, onderkennende na vele ondervinding, dat ze vaak beter gezelschappers zijn dan de Hollanders, schoon de doctor het mij euvel duidt als ik het te luide zeg.”

»Mevrouwe is al te heusch,” antwoordde Douglas, een weinig verwonderd, »hetgeen mij eenigszins verrast is, mijn naam te hooren uit uw mond.”

»Ik zou een zwak geheugen moeten hebben of veel koudhartige flauwheid van geest, om zoo weinig te gedenken den naam in het verhaal zijner avonturen, door mijn lieven zoon zoo vaak en met zooveel welgevallen genoemd,” hernam zij.

»Meer goedheid van u beiden dan ik te beantwoorden wete,” sprak Roger met de oprechtheid, die hij als plicht hield, »meer goedheid zekerlijk dan ik verdiend hebbe; ik kan geen vermakelijk reisgenoot zijn geweest voor uw heer zoon, schoon hij het mij was veel en meer dan ik het met woorden weet uit te drukken — ik bidde u dus, mevrouwe! uw goeden dunk van vreemdelingen in ’t gemeen, en van dien mijner landaard in ’t bijzonder niet af te leggen, zoo ge dien bij mij vindt teleurgesteld.”

»In geenen deele zal ik, en heb veeleer goede verwachting, dat die aanwinnen zal. Ik heb nog geene Engelsche heeren gesproken, van die met Mylord den Graaf uit Londen kwamen, en dus wachte ik van u velerlei nieuws van daar; ik spreke niet van wat de zaken aanbelangt; daarmede is het niet oorbaar dat vrouwen zich moeien, als de Kanselier zegt, en schoon ik daar veel zou kunnen tegen zeggen en met reden, — ik achte hem daarin te moeten believen, en alevel hoore ik er toch meer van dan mij lief is. Doch waar mijn verlangen naar strekt is, te weten hoe de Engelsche vrouwen leven, en hoe prachtige feesten er gevierd worden te Greenwich, en wat al geestige kout er gewisseld wordt tusschen de heeren en hunne dames, en naar welke maniere uwe Koningin zich ter dezer dage kleedt; certein en zonder gekscheren, heer Roger Douglas! wij kunnen geene goede vrienden blijven, als gij mij niet van het hof van Elisabeth vertelt.”