Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/15

Deze pagina is proefgelezen

onderhouden; zij zond zestig schepen van oorlog en vele andere tot lichtere diensten bestemd. Zij gaf velen van de edelsten uit de ridderschap, en van de ridderlijksten uit de edelen; maar wat meer zeide, haar raadsman, haar vriend, haar bewonderaar, haar lieveling, haar eigen Leycester, gaf ze mede aan het hoofd van dit alles!

Dat ze twaalf graven en veertig edellieden uit haar land liet heentrekken, om de hofvormen te verleeren onder een volk, dat het hoofd ophief tegen een wettigen Heer, dat ze Willoughby’s avontuurlijken zin den vrijen loop liet, dat zij Essex’s jeugd voor de strenge leerschool niet vrijwaarde, dat ze den eenigen Sidney blootgaf aan de onzekere krijgskansen, dat zeker was veel, was opmerkelijk veel, en getuigde hoeveel zij verwachtte van een spel, waarbij ze zulk een inzet waagde; maar dat ze den man gaf, die de sleutels droeg van hare staatsgeheimen, zoowel als het geheim van haar hart, dat bewees, dat zij er voor offeren wilde alles wat zij als Koningin en als vrouw er voor te geven had, of wel, dat de gunsteling niet meer was, wat de gansche wereld hem geloofde…

Elisabeth scheen zooveel welgevallen te hebben in haar belangrijk offer, dat zij het nog eens in zijn geheel had willen overzien, eer zij het afstond, en zelve had zij, gevolgd van geheel haar hof, Leycester met zijn luisterrijk gezelschap heengeleid naar Dovers, zij had er nog eenmaal als Koninklijke amazone, aan zijne zijde, de rijen der dapperen doorgereden, aan wier spitse hij strijden zou, zij had allen nog aangemoedigd met een krachtig woord van vaarwel, zij had zelve nog een oog willen werpen op de schepen, die zoo kostbaren last wegvoeren zouden uit haar rijk; zij had zelve nog den prachtigen bodem willen betreden, die den veelgeliefden edelman ten sierlijken kerker zou strekken op de golven, om zeker te zijn, dat hij in de prachtige scheepscel, die hij bewonen zou, niet veel slechter zoude gehuisvest zijn, dan zij zelve het was op zijn kasteel van Kenilworth! En nog, nu ze dit alles had verricht en zich vergewist had van dit alles, nog bleef zij verwijlen en scheen willens te vertoeven tot op het oogenblik van zijne inscheping, schoon hij in den loop van den dag reeds tweemalen had voorgesteld, haar heen te leiden naar het kasteel, dat zij tot nachtverblijf had gekozen, schoon hij ten laatste het avonduur had bepaald voor zijn aan boord gaan, altijd in het denkbeeld, dat zij het niet zoude afwachten; want er lag