Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/151

Deze pagina is proefgelezen

punt om den hoogwaardigen heer eene gave kies uit te trekken, bij wijze van voorbeeld en tot aanmoediging der Koningin! Die geestelijke heer (ik onthoude mij van iedere aanmerking op dit gedrag) hield alsnu vooraf vele ernstige redenen tot de Koningin, doorzaaid met de zoetste vleierijen, om haar het kleine van de zaak, die gebeuren ging, recht goed begrijpelijk te maken, en haar te bidden, te vermanen en over te halen — om hem in moed te overtreffen tot heil en blijdschap van haar volk, dat lijdende was onder hare pijne. Na die toespraak opende de hoogwaardige den priesterlijken mond en het gave lid, dat de Heere hem niet tot zóó ijdelijk gebruik mag gegeven hebben, werd welhaast der Koningin uit de verte tegengehouden, die er echter niet naar opzag, en die alléén met eene hoofdbuiging dankte. Maar de bisschop was een weinig buiten zich zelven geraakt door de nuttelooze pijn, en alle hovelingen drongen zich nu rondom hem heen, om hem te ondersteunen. Elisabeth zelve scheen Mylord Leycester daartoe aan te sporen, die nader trad en een paar woorden tot hem zeide. In die stonde naderde hem Samuël — de Lord verschrikte — zag op mij — toonde zich ernstig verstoord — het was… het was een… vreeselijk oogenblik voor ons beiden. Vergun mij, schoone ladies! hiervan niet meer te zeggen, dan dat de Graaf ons verwees naar één der vertrekken, die voor hem zelven waren afgezonderd op het Hof, waar hij ons weldra kwam toespreken. — Toen was het voor mij de bangste en de meest beslissende stond van mijn leven; want Mylord de Graaf, die in ’t eerst met strengheid en met toorn ons ondernemen had afgekeurd, verzachtte zich daarna; en in ditzelfde mondgesprek ontdekte de Graaf zich aan mij als mijn bloedverwant; dezelfde, wiens zorg tot hiertoe over mij had gewaakt; die mij geplaatst had bij doctor Wattison; die Samuël tot mijn dienst aan dezen had afgestaan, en die mij nu uit vrees der Puriteinsche vervolgingen niet weer naar Oxfordshire wilde laten teruggaan, maar mij met Samuël één zijner landverblijven tot woning aanwees. Later volgde mij daarheen Dr. Wattison, die zijne vrijheid had herkregen, maar wien het prediken verboden werd, en die zich nu ganschelijk wijdde aan mijne opvoeding.”

»In trouwe! dat ge uwe vertelling van kleine waarde durfdet achten,” sprak Elias, die met belangstelling had toegehoord.

»Een edelmoedig heer, de Graaf van Leycester; en ge bestaat hem dus in den bloede?” vroeg Barbara.