Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/17

Deze pagina is proefgelezen

Zijne omzichtigheid had dat huwelijk in het geheim voltrokken, maar de aanzienlijke rang der bruid gedoogde geene algeheele geheimhouding en haar vader verijdelde reeds dien maatregel door een groot bruiloftsfeest, waarbij tot edelen en dames van het hof toe, genoodigd waren. En ondanks die soort van openbaarheid, en ondanks den grooten lust om eene zoo groote nieuwstijding aan te brengen, en ondanks de vele vijanden des Graven, wien zulk een wapen welkom moest zijn, bleef die gebeurtenis der Koningin nog vele maanden verborgen! Zoo weinig dringt soms de noodigste waarheid door tot het oor des vorsten en der vrouwen beiden. Zoozeer vreesde men eene uitbarsting van vrouwelijken hartstocht, van vorstinnentoorn, die zeker beginnen zoude met in haar vuur den slecht beraden boodschapper te verslinden. Maar toen zij toch eindelijk wist— toen zij wist— wij hebben het getuigenis van Walter Scott in Kenilworth niet noodig om ons te herinneren, dat zij er toen in de eerste vlagen harer woede werkelijk aan dacht, den vermetelen gunsteling in te kerkeren in den Tower; wij weten wel zeker door het getuigenis der geschiedenis, dat het alleen Burleigh na ernstige voorstellingen gelukte haar te doen inzien, dat de Graaf als een vrijgeboren man en als een hooggeboren engelsch edelman met over zijn persoon en zijne hand te beschikken naar eigen welgevallen, niets had gedaan, waarover zij zich beleedigd kon toonen, zonder zich zelf het allereerst te beleedigen en dat het zijne wijsheid was, die uit het kalm en verstandig antwoord sprak, dat zij Leycester gaf, toen hij zich ten laatste aan hare voeten wierp met de bekentenis van zijn huwelijk. Maar noch de raad van Burleigh’s schranderheid, noch de goede ingevingen van vrouwelijke fierheid vermochten de Koningin te brengen tot de zelfoverwinning, om tegen de Gravin Leycester die houding van welwillendheid aan te nemen, die hare eigene gevoelens boven alle verdenking had kunnen verheffen. Zij kon haar tegenzin zelfs niet zoover overwinnen, om de gemalin van haar eersten staatsdienaar aan haar hof te ontvangen, anders dan bij zeer zeldzame, zeer ceremonieuse gelegenheden, en zelfs na den dood van Leycester kon Essex’s veelvermogende invloed zijne moeder nooit herstellen in de gunst der Koningin. Het huiselijk geluk, dat de ongelukkige gunsteling bedoeld had, zich te winnen, werd hem intusschen zooveel verbitterd en zoo weinig gegund, als de vindingrijke boosaardigheid eener gekwetste vrouw, en de tirannieke kleingeestigheid eener