Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/171

Deze pagina is proefgelezen

»Zal men niet mijne krankte eene ingebeelde gril heeten, als men mij bekwaam ziet zulken tocht mede te maken, en als dokter te middag komt…”

»Vindt hij de zieke uit en schrijft het toe aan de kracht van zijne medicijnen. Tot meerder vreugd zullen daar ook Engelsche heeren van het feest zijn, allen jeugdige gentelmans, die met Lord Leycester zijn overgekomen.”

De lichte aantrekkelijkheid, die de voorgestelde partij voor Martina scheen gehad te hebben, bleek plotseling verloren te gaan.

»Ik moet te avond ter voorbereiding, heer Buis!” zeide zij ernstig — den predikant aanziende — maar zonderling, ook van die zijde verkreeg zij geene hulp.

»Ge zijt lang voor het avond-biduur terug,” zeide deze, »en ’t is dienstig voor de gezondheid.”

»Toch houde ik, dat zulk een tocht, daarbij de vreemde Engelschen, die wel voor rouwe gasten bestaan mogen, samenkomen met jongelieden, niet voegt op zulken dag, en althans niet voegt voor mij, zonder bijwezen van mijn man,” sprak zij op éénmaal vast en besloten.

»Ik houde voor zeker, mejonkvrouwe!” sprak Buis, voor het eerst met zichtbaren spijt, »dat gij met deze vlaag van uitnemende stemmigheid slechten dank zult winnen bij uw echtgenoot, die het gaarne ziet, dat gij u mengt in het gezellig verkeer.”

»’t Ware oorbaar dan, dat hij mij daarin niet alléén liet, om zijne eigene bejagingen der staatszucht te volgen.”

»Ik zeide u alreede dat daar niets schuldigs in steekt, mejonkvrouwe! en dat gij uw man deswegens niet hard vallen moogt.”

»Wel wis, domme! het vaderland moet ook geholpen worden,” sprak Buis, met eene zekere ironie.

»Ik houde ’t zoo heer Buis! dat Kerk en Staat beide recht hebben op de diensten der getrouwe inboorlingen, en het ware wenschelijk dat alle medeburgers zulks bedachten en daarnaar handelden!” sprak Fraxinus deftig.

»Ik meende dat de Burggraaf een Vlaming ware,” hernam Buis, ietwat scherp.

»Van geboorte ja! maar toch genoeg Hollander in ’t harte, om deze landen te dienen!” sprak de Burggraaf zelf, terwijl hij binnentrad.

Martina scheen te herleven toen zij hem zag; zoo het geene