Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/174

Deze pagina is proefgelezen

Waarheid was het, dat Buis, ondanks het voorbeeld van zijn bondgenoot, om het bijzijn van Libertus Fraxinus, zijne luide stem geen enkelen toon had verzacht.

»Tsa, wat zegt dat? Domine en ik hebben geene geheimen voor den ander, en daarbij, ik weet, dat Zijn Eerwaarde zoo goed Engelsch gezind is in ’t harte, dat hij het ongetwijfeld met onze opiniën en inzicht der zaken eens moet zijn!” riep Paulus Buis lachende, doch tegelijk een zóó fijnen, een zóó scherpen blik werpende op Fraxinus, dat deze de beteekenis daarvan zeer goed begreep.

Terwijl hij nu en dan een verstrooid antwoord gaf aan zijne lijderes, had de predikant reeds aanhoudend met schitterende oogen naar het gesprek der beide mannen geluisterd, en dus uit de gezegden van Buis het onderwerp daarvan kunnen opmaken; de gelegenheid om zich daarin te mengen, liet hij dan ook niet verloren gaan.

»Engelschgezind!” hernam hij, »ik weet nauw, welke beduidenis Uwe Edelheid hecht aan dit zeggen; maar zoo de Graaf van Leycester een zoo godzalig Christen blijkt, als de roep daarvan voor hem uitgaat, dan zeker moet ieder, die het wel meent met kerk en vaderland, op zijne zijde wezen.”

»Onder conditie nochtans, dat de Graaf in den lande blijft, heer predikant!” zeide Buis.

»Zou er vreeze zijn voor het tegendeel?” vroeg deze verbleekend.

»Zoo hij het Gouverneur-Generaalschap niet aanneemt, zou ik niet weten, wat Mylord Leycester hier verder te doen zoude hebben!” hernam Buis.

»De Heere behoede deze arme gemeente, dat het daartoe komen zou!” riep Fraxinus.

»En dan hare leeraren,” glimlachte Buis spottend, »verbeeld u eens, heer predikant! dat er bij zulk een ommekeer van zaken eens een Rotterdamsch of een Haagsch heer op het hooge kussen raakte, zoo een van hen, die meester Jan zaliger na wat al te veel herderlijke zorge voor der Staten wijsheid, het wijsheid-bidden hebben verleerd.”

De verlegenheid van den predikant scheen toe te nemen in eene mate, die hem niet de helderheid liet om te zien, dat dit spreken enkel scherts was; ten minste, hij zeide met beklemden ernst: