Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/175

Deze pagina is proefgelezen

»Kan er waarheid liggen achter dit gezegde, heer Buis? Meent gij dit van tijden, die te wachten zijn?”

»Neen, neen! heb goeden moed, Eerwaarde! dit gissen kan missen; de Graaf zal zijne resolutie wel terugnemen. Ik zou omsonst in Engeland zijn geweest, om dit niet te kunnen voorspellen, en naar mijn verstand zijn de dagen niet meer verre, waarin de dagelijksche bede der geestelijke heeren: "ons koninkrijk kome" der vervulling nabij is.”

»Heer Buis! wil die spottaal staken,” riep nu Martina uit hare matheid oprijzende van ergernis.

»Te liever, schoone Burggravinne! sinds het weinig past geeft, dat we voor netelige staatskwestiën en dor kerkenrecht, het bijwezen uwer volmaaktheden vergeten en den zoeten kout daarvoor achterlaten; daarom gun mij nu een heusch antwoord op mijn ootmoedig verzoek, oft het u nu gelieft van mijne slede gebruik te maken, die ik alreede in de verte hoor rinkelen?”

Libertus Fraxinus had intusschen den Burggraaf ingefluisterd: »Maak doch, dat die beiden voortkomen! ik heb u iets in ’t heimelijk te zeggen en mijn tijd dringt.”

En Daniel dus op zijne vrouw toegaande, zeide haar:

»Wel, melieve! schiet haastig uw warmsten vlieger aan, en gun u de recreätie, die de heere Buis u aanbiedt…”

»Het is mij geene recreätie, Daniël! zonder u,” sprak zij zacht, en vaster voegde zij er bij: »ik doe ’t niet!”

»Wil niet langer toeven, vrouwe!” antwoordde hij, of hij het laatste niet verstaan had, »de slede is voor ’t huis genaderd, en kan niet wachten als eene tochtschuit.”

»Daniël! ik bidde u,” hernam zij, met een zekeren angst.

»Martina!” en hij sprak haar naam uit, met zulk eene vreemde mengeling van bede en dreiging, en zijne gelaatstrekken namen daarbij zulk eene zonderling sprekende uitdrukking aan, dat de arme zich met eene soort van siddering haastig ophief, niet met matte, maar met gejaagde schreden de kamer verliet en welhaast terugkeerde in eene kleeding, geschikt tot een tocht in het winterweer. De glinsterende oogen, de vroolijke drift, waarmede Buis haar den arm bood, hadden den Burggraaf alléén reeds tot eene waarschuwing moeten zijn, dat hij zijne echtgenoote een gevaarlijken dwang aandeed; dat zijne echtgenoote recht had bij haar tegenzin; maar hij zag slechts Fraxinus, wiens