Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/177

Deze pagina is proefgelezen

»In geenen deele; ik houde het voor geoorloofd; Kerk en Staat kunnen niet staande blijven noch vorderen zonder welgezinde dienaren. En wie de bekwaamheid heeft tot dien dienst en gezind is tot oprechtheid, mag zich geroepen achten en zich aanbieden met een gerust gemoed; slechts komt het dáárop aan, de goede keuze te doen, en niet het pad ter slinker zijde te nemen, als men dat ter rechter alléén gaan kan zonder dolen.”

»Wat noemt gij in dezen het rechte pad, heer Fraxinus!”

»Ik zal het u wijzen. Gij staat op den driesprong, die licht in de keuze tot verwarring leidt. Wil aandachtiglijk luisteren! Schoon het waar is, dat de tijden luisterrijk gekeerd zijn ten voordeele van de ware religie; schoon het rijk van den Antichrist, ik meene den papistischen, een heftigen stoot heeft gekregen met de afzwering van den Spaanschen dwingeland, en merkelijk afneemt in deze Geuniëerde Nederlanden, tot groote winst en profijt van de gezuiverde Kerk, die toeneemt, zich uitbreidt en bevestigd wordt door de hulpe Gods, sinds de benauwde dagen voorbij zijn, van de zwaarste verdrukking en van den bangsten strijd: Zoo is ’t, dat wij hoop hebben, dat zij eenmaal geheellijk zal zegevieren, als de vrome, Engelsche heer aan ’t hooge bestuur raakt, en dat met kracht en klem kan blijven voeren. Nu is ’t alreede zóó ver gekomen, dat godvruchtigheid geen last meer lijdt tot den bloede toe, en vroomheid niet meer gejaagd wordt van stad tot stad nocht hard geperst om des Woords wille. Maar verre nog is ’t daaraf, dat de eenige ware religie de opperheerscheresse zoude zijn, zooals het wezen moest in een Staat, dus door den Heere zelf bevrijd en vereend. Daar worden nog vele heeren gediend nevens den eenigen God Israëls, en al zijn de Baälstempels omvergerukt en de altaren der papisten verbroken, aan vele afgoden wordt nog geofferd, veel ongeloof nog geduld onder vrijheidsleus, en vele dwaalleeraren, — zijn het ook geen Baälspriesteren, — durven nog de Elia’s trotseeren in deze landen. Niet als het zijn moet, worden der Christenen gewetens gewogen, in de zuivere schale der rechtzinnigheid, gehouden door uitverkorene dienaren Gods…”

»’t Is klagelijk, Eerwaarde heer! maar wat kan hier een slechte leek…?”

»Aanhoor mij ten einde toe. De Staten en de magistraat der steden, die zich in ’t eerst wel vromelijk hadden gevoegd en