Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/181

Deze pagina is proefgelezen

genoot te zijn van dien nutten bond, en als de eersteling daarvan, sinds ik mij nog aan geen ander heb verklaard.”

»Wel, heer Fraxinus! ik acht mij dat eene eere en ben u grooten dank schuldig, dat gij mij hebt verkoren eerder dan iemand anders, voel mij ook wel geroepen en geneigd tot deze verbintenis; alleen het zou mij lief zijn, zoo we wat zekerheid konden erlangen voor ’t welslagen. Zekerlijk is ’t, dat een man, als Uwe Eerwaarde, die te spreken weet tot gemoed en oordeel beide, groote kans heeft van wel bij Zijne Excellentie gezien te zijn; alleen Zijne Excellentie diende in ’t land en aan ’t bestuur te blijven, en…”

»Daar gij zoo wel ingelicht zijt van ’t afslaan der opdracht, ei, zoo deel mij mede, wat daarbij is omgegaan!”

De Burggraaf voldeed aan dit verzoek, en de predikant zeide daarop:

»Zoo willen wij onze vlijt doen, dat den Grave op alle punten zooveel contentement gegeven worde, als ’t hem believen mag, en bewegen deze landen niet te verlaten; maar het gouvernement te aanvaarden tot troost van het benauwde volk en tot heil van de geperste Kerk. Meester Daniël! als ik zeker zal zijn van den Graaf, zullen wij ons nader beraden op de middelen daartoe strekkende; want ik meene, dat deze zaak tusschen ons is afgesproken?”

»Zij is het; alleen ik dien te verklaren, dat ik geen eerlijk man kan blijven, en dus zonder oorzaak de zijde van Paulus Buis verlaten.”

»Dat begeere ik niet van u. Omstandigheden en verschil van gemoed mogen van die vriendschap maken, wat ze willen. Is meester Buis daarbij niet, wat men noemt, goed Engelsch-gezind? En wie niet tegen ons is, zullen wij achten hier vóór ons te zijn.”

»Zoo ben ik de uwe met hart en ziel, en dat is gezegd en bezworen tusschen ons, dat wij elkanders personen en belangen vorderen zullen, waar wij meest en best kunnen.”

»Ik de uwe allereerst bij den Graaf; maar in trouwe, meester Daniël! denk daarop altijd, het is met goeder inzicht voor onze bedrukte Kerke, dat ik mij inlate met zóó wereldschen handel.”

»Ik meene het niet anders, heer predikant!” sprak de Burggraaf ernstig.

En die beide mannen verzegelden hunne belofte door een handdruk.