Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/182

Deze pagina is proefgelezen

En de predikant ging van daar, zekerlijk meer getroost dan de lijdende, tot wier troost hij gekomen was.

In Libertus Fraxinus hebben wij een predikant te zien gegeven, zooals het onze schuld niet is, dat wij er meer zullen te vertoonen hebben; maar wij haasten ons met de waarschuwing, hem niet zwarter op te vatten dan hij werkelijk is.

De predikant Libertus Fraxinus is geen huichelaar; hij is niet eens de eigenbatige eerzuchtige, die zich zelf zoekt het eerst en het meest, onder schijn van voor hooger belangen te werken. Hij is van hen, die voor zulke belangen offers zouden brengen van hunne rust, en die gereed staan daarvoor ijverig te strijden. Hij heeft reeds meer dan eens zich gewaagd op de uiterste grens, die der Staten tolerantie der ijverende kerkwelsprekendheid toenmaals niet straffeloos overschrijden liet. Hij was er misschien wel eens over gegaan, als wij uit het zijdelingsch verwijt van Buis kunnen onderstellen. Een bewijs voor ’t minst, dat hij genoeg overtuigd was van de wettigheid zijner zaak, om er iets voor te durven wagen. En schoon de man onpeilbare afstanden ver is van den christen-leeraar, zooals het gezuiverd Christendom dien geven moest en het Evangelie ze vormen kan, als wij ons stellen niet boven, maar in het midden van zijn tijd, als wij niet met drie eeuwen vooruitgang tegenover hem gaan staan, en dan van hem eischen, dat hij zien zal uit ons licht; — maar als wij eens naast hem gaan staan, en ons licht gebruiken om de toestanden te beschouwen rondom hem heen, dan zullen wij begrijpen, dat hij — en wij spreken voor de velen, die nog volgen moeten — niet zoo diep in het ongelijk was met wat politiek te drijven, midden onder zijn geestelijken arbeid door, of liever, zijn geestelijken arbeid door wat politiek te schragen. Zijn oordeel is juist, als hij klaagt over den toestand der Hervormde Kerk, in de provinciën der Unie, op dat tijdstip. Na hare moeielijke geboorte uit een verbasterd Katholicisme, is het of zij de eerste jeugdige levenskracht het liefst gebruikt tegen zich zelve, of het meeste van die geestdrift, die haar ijver gaf, zich los te rukken uit de banden des pausdoms, nu welhaast ontaardt tot een twistvuur, dat hier spreekt in hitte van vervolglust, en dààr doodsmeult tot eene assche van onverschilligheid. Hier verzamelt zij liever strijdkrachten, dan bouwstoffen tot bevestiging van hare grondvesten; dààr voelt zij zich wankelen en vraagt van stoffelijke tusschenkomst,