Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/199

Deze pagina is proefgelezen

de tegenovergestelde zijde heen van die, welke het overige gezelschap had genomen. Aan den wankelen gang der dame bleek het, dat zij verschrikt moest zijn; maar dat zij liep, bewees dat zij geenerlei letsel had bekomen. Een weinig teleurgesteld, dat de uitkomst van dit avontuur hem geene gelegenheid liet, met eenig recht zich te voegen bij het gezelschap, in welks plan van vermaak het zijn wensch scheen te deelen, nu de eenige kennis, die hem had kunnen inleiden, zich verwijderde, liet zich Leoninus eene wijle door Douglas voeren, die niet weinig haast had, hem te verwijderen van de plek, die bijna eene klip was geworden voor het egoïstisch doel zijner wandeling, en van dit onderhoud. — Toen hij ten laatste meende, dat Elias van de voorbijgaande afleiding bekomen moest zijn, sprak hij met zekeren schroom:

»En nu, heer vriend! uw verhaal…”

»Och! »t was zoo goed als uit,” hernam Elias verdrietelijk, want zijn lust tot vertellen was uitgeput. »Het zal u genoeg zijn te weten, dat de vrouwen, in wie gij belang stelt, gered werden; dat ik ze wegvoerde buiten de stad naar een hoeve, die, naar de Brabandsche mij zeide, aan mevrouw Blois van Treslong behoorde; dat ze daar door de huislieden goed ontvangen werden, en ik tot loon van mijn dienst, zoo het heette, maar eigenlijk bij wijze van vermaan, om voortaan meer voorzichtigheid te oefenen, haar de teekenen der Roomsch-Katholieke religie afvroeg, en ook verkreeg, zelfs van de kleine met de zwarte falie, die zij nooit opsloeg…”

»Gij hebt haar dus niet in »t aanzicht gezien?” vroeg Roger met een zekeren glimp van voldoening.

»Neen ik! schoon ik bekenne er lust toe gevoeld te hebben; maar eensdeels eerbiedigde ik eene schuchterheid, die zoo blijkbaar was in heel haar voorkomen, en wilde haar dies niet kwellen; ik was haar beschermer, ik mocht niet onhoffelijk zijn; andersdeels trok het mij niet bijster aan, daar ik voor regel houde, dat eene vrouw die zoo strikt zich het aangezicht dekt, niet veel minnelijks moet te vertoonen hebben; en ten allerlesten was »t bijna duister, toen wij de hoeve genaderd waren, waar ik niet binnenging, en in »t eind nog was ik wel tevreden met het zoete loon, dat ik op eene enkele bede verkreeg van de zwartoogige: een hartelijken afscheidskus.”

»Die vrouw is veil met deze gunsten,” zei Douglas met afkeer. »Ook Hohenlo…”