Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/293

Deze pagina is proefgelezen

had aangehoord; ik zal lezen met bedaarden geest, ik weet wat overdrijving is in den toorn der menschen, der vrouwen bovenal, men achte daarop niet te veel.”

En de Kanselier las, en werkelijk was het een brief waarin de bitse spijt eener gekrenkte vrouw, met den dreigenden trots eener gekrenkte koningin, zonderling was samengemengd, waarin de laatste vaak hare waardigheid vergat, om aan de hartstochtelijkheid der eerste meer klem te geven en meer vuur, en waarin zij den Graaf van Leycester vernederde met verwijtingen en dreigingen, die wel bewezen, dat hoe hoog hij mocht hebben gedeeld in hare genegenheid, hij althans niet zoo hoog stond in hare achting.

Maar rechtvaardigde de vorm van dien brief Leycester’s schrik en toorn, de inhoud alleen, onder de zachtste uitdrukking, zou zijne verbazing en zijne onrust gerechtvaardigd hebben. Elisabeth zeide: »uiterst ontevreden te zijn over het aanbieden en aannemen der opdracht;” en die ontevredenheid scheen bij haar zóózeer ernst, dat zij sprak »van terugnemen harer beloften van hulp en bescherming.” Een schrijven van gelijken inhoud, in niet zachtere vormen, bracht sir Thomas met zich voor de Algemeene Staten; wie dit vernam of vernemen zoude, van den Graaf en den Kanselier af tot op den geringsten Nederlander toe, moest deze opvatting allervreemdst klinken en onbegrijpelijk.

Dit misnoegen van Elisabeth wordt op drieërlei wijze beschouwd.

Er zijn historieschrijvers, die met naïveteit gelooven aan de oprechtheid van Elisabeth’s ongenoegen daarover, dat den luitenant-generaal harer hulptroepen meerder macht was gegeven, dan bij het traktaat des onderstands was bepaald, omdat zij door deze verheffing zich dieper ingewikkeld zag in de Hollandsche belangen, dan zij begeerde het te zijn; zeker is de letterlijke uitdrukking van den brief geene andere: »Zij zelve had de souvereiniteit afgeslagen, nu accepteerde haar onderdaan de absolute macht.”

Anderen noemen dien toorn van Elisabeth zuivere aanstelling, en alleen een politieken dekmantel, heengeslagen over die handeling, om eene openlijke vredebreuk met Spanje te ontgaan.

En nog weder anderen houden evenzeer dien toorn voor waar, maar uit gansch verschillende beschouwing. En wie in dien brief iets anders ziet dan woorden, zoo vaak gebruikt om de wezenlijke gedachten te vermommen; en wie het fijnwikkend oordeel van Elisabeth mede in rekening neemt, en wie daarbij optrekt de