Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/304

Deze pagina is proefgelezen

Vreest niet, dat wij ons gaan vergeten in eene uitgerekte beschouwing van zijn karakter en verdiensten, of in eene optelling der voornaamste feiten van zijn leven. Aan Marnix van St. Aldegonde heeft reeds een man zijne pen gewijd, die ons hierin niets te doen heeft overgelaten, dan zijne voetstappen na te treden, schoon wij met de hand op het hart verklaren, dat wij het kunnen doen, zonder ons oordeel te laten verblinden, of onze overtuiging te laten omkoopen door den eerbied voor een naam en hoogachting voor een persoon. En de feiten van zijn leven zijn te overbekend om er veel nieuws van te zeggen. Daarbij is hij in onzen roman zóózeer eene voorbijgaande verschijning, dat wij het meeste, wat wij van hem weten moeten, hooren zullen uit de gesprekken die volgen. Voor een enkelen lezer, die het vergeten mocht zijn, nog even de herinnering, dat Philips van Marnix, heer van St. Aldegonde, West-Souburg en Touwink, edelman was uit een zeer aanzienlijk Brabandsch geslacht, dat hij de boezemvriend en de rechterhand is geweest van Willem van Oranje, de vriend ook van den Kanselier. De vriend van den Kanselier, en toch een weinig zijne tegenstelling: van een levendig en prikkelbaar gestel, waar dezen het lauwe bloed kalm door de aderen vloeide; ontvangbaar voor indrukken, waar ze op dezen afstuitten als op glad staal; niet ontoegankelijk voor gemoedsaandoeningen, maar die beheerschende, waar de andere zich vooruit gewapend hield tegen hun schok; ijverig Gereformeerde, bijna ijveraar, waar deze zich tot geenerlei eeredienst had bekeerd; godgeleerde, die zijne pen en zijne rust veil had voor de verdediging zijner geloofsbegrippen, terwijl deze iederen twist over geloofspunten als een nutteloozen vermeed; dichter, waar gene het liefst de wetenschappen beoefende, die fantasie en gevoel leerden beheerschen en onderwerpen aan de rede; gemoedelijk Christen waar Leoninus Stoïcijnsch wijsgeer bleek; had hij scherpe punten van tegenstelling met dezen, maar die bij mannen van hunne schranderheid en hunne bezadigdheid, hoeksteenen en hecht-ankers konden zijn eener vaste vriendschap, daar zij wederzijds deugden en uitstekende eigenschappen in elkander te eerbiedigen hadden en wisten op te merken, en menige overeenstemming tevens hen samenhechtte. Beiden geleerd en vol bewondering voor klassieke kunst, de oude letteren beoefenende met voordeel en met liefde; beiden staatslieden van goed