Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/314

Deze pagina is proefgelezen

souvereiniteit een neutraal terrein dat niemand toebehoort, en waarop ieder zijnerzijds strooptochten zal doen.”

»Ik beklage den Graaf, die alzoo strijdende het regiment zal moeten voeren, en nog meer mijn arm vaderland, welks dierste belangen vergeten zullen worden onder dien strijd.”

»Verachterd, dat kan zijn, als het blijken zal, dat alle partijen het meesterschap liever hebben dan het land, maar vergeten niet; want onze Gouverneur-Generaal stelt zich alreede ernstiglijk en met ijver tot het behartigen daarvan, maar zijne raadslieden…”

»Wel toch! hij heeft in den Raad van State: Franken, Loose, Valke, Brederode, Meetkerke, — trouwe en wel verstandige lieden…”

»De laatste is in ’t particulier van hem geliefd; hij weet een weinig hoveling te zijn.”

»De waarheid te zeggen in zoete woorden en met heuschen mond, is den vorsten dienaren oorbaar!” sprak Aldegonde.

»Ik ben ’t met u eens daarover; maar wat oordeelt gij van Buis, heer Marnix?”

»Wat stijf op zijn stuk en wat eigenbatig; van zijne losse leefwijze weet gij als ik…; doch dat is in deze tegenwoordige tijden zoo algemeen geworden, en God betere ’t! onder de rechtgeloovigste Christenen, dat er de schande al af is als de schaamte; vorders, stout en schrander en behendig te over. ’t Is zaak, dat de Graaf hem wat viert wil hij goed van hem zijn gediend.”

»Als ge mij nu noemt, hebt gij van de Hollanders zijne trouwste hoofden geteld; gij ziet dus, dat onzen Agamemnon een Ulysses ontbreekt.”

»Waar hij den Nestor van Gelderland aan zijne zijde heeft, Kanselier?”

»Ik zou op een anderen tijd protesteeren tegen de courtoisie van het woord, wijdberoemde heer! maar gij hebt eens mijn letterarbeid, mijne censure op de decreten, vergeleken met Hercules” werk in het zuiveren van den stal van Augias. Ik had niet gewild dat gij zóó groot een lof gegeven had aan zóó klein eene taak; alleen nu vrage ik u, zult gij mij bij dit reuzenwerk alleen laten?”

»Waarom niet? gij gelijkt Hercules in stature, gij overtreft hem in kracht van ziel; smoorde hij de slang van Lerna als zuigeling in de wieg, wat zoudt gij niet voor Hydra’s kunnen dooden in uwe krachtvolle grijsheid?”