Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/328

Deze pagina is proefgelezen

met de betichting van gebrek aan ijver, om de suspicie af te wenden van eigene flauwhartigheid. Deze zake gelijkt al vrij te veel op die des armen heere van Treslong, om er niet aan te gedenken. Zoo ik alle grieven wilde opsommen, die ik staande ’t Antwerpsch beleg heb opgekropt, tegen de lauwe behartiging van de goede zaak, en die mij grootelijks recht gaven van te wanhopen aan ’t beloofde ontzet, zoude ik langer mogen spreken dan ik het deed op de Wormser kerkvergadering. Ook heb ik te zijner plaatse het mijne daaraf gezegd en publiek gemaakt, schoon ’t mij als uit den hals geperst is tegen dank, om mijner estime en reputatie wille; want ik had mij voorgenomen dienaangaande niets in ’t licht te geven, wel wetende, dat de waarheid, de dochter des tijds, vanzelve wel zoude boven komen, en hebbende deze zake den Heere bevolen met vaster hope, dat Hij die voor mij zal opnemen. Dit zegge ik alleen nog voor u, voor u allen, want het is mij zwaar te vreezen, dat ook loffelijke mannen aan die calumnie mijner vijanden hechten zouden. Ik heb te Antwerpen niet alleenlijk geen ontrouw gepleegd, maar ik heb die kostelijke stad tot het uiterste toe, onder ondenkelijke moeiten en bezwaren, zoeken te behouden voor het vaderland, en heb die verdedigd dertien maanden lang tegen een der roemruchtigste, stoutste, en schranderste veldoversten der Christenheid, en daartoe belegerd zijnde door drie legers samen, te wateren te lande; zonder hulpe van buiten; zonder andere tegenweer dan die de stad zelve konde aanbieden; met geene andere autoriteit dan die van burgemeester en ’t aanzien, dat men wel hebben wilde voor mijn persoon, de eendracht zwaarlijk bewarende onder zoovele luiden van differente natiën en religie, als eene koopstad dus volkrijk, binnen hare muren bevat; daaronder Spagnolen, Italianen, Oostlanders en andere uitlanders, allen meer geneigd, eigen goed en bloed te behouden, dan voor ’t gemeene welzijn die beide te wagen; — en toen ten leste uitredding niet meer te denken was, vanwege vele oorzaken samen, toen heb ik de honderdduizend ellendige burgers have, vrijheid en leven gered, door een eerlijk accoord met een nobelen vijand, bedingende conditiën zoo goed, als waarop nog geene andere stad in dezen oorlog is overgegeven geworden. Dus hebbe ik eed en trouw gehouden aan ’t vaderland, en dus zijn mijne trouwe diensten en ’t doorgestaan leed beloond geworden door het vaderland! Maar