Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/335

Deze pagina is proefgelezen

broeder zon worden erkend; — die predikanten verdedigde tegen hunne collega’s, en die toch bij eigene twisten door geene predikanten werd gesteund; — de man, die priester noch leeraar aan zijne doodsponde riep, en die toch niet is gestorven zonder met innige overtuiging gesproken te hebben van zijne blijde hope op Gods genade; — die… maar tot zijn sterfbed zijn wij nog niet genaderd, en zullen wij ook niet naderen in onzen roman, daar hij eerst stierf in het jaar 1590. Hooren wij hem liever spreken onder zijne vrienden, licht maken wij dan de beste kennis. Ze hebben hem allen zonder ééne uitzondering met hartelijkheid verwelkomd en de hand gereikt, want wie in hem den lastigen redetwister afkeurde, had nog altijd den man van letteren in hem lief, of had voor het minst belangstelling in den merkwaardigen ijveraar.

»Ge hadt wel zangdrift, goede vriend!” zeide hem Leoninus, nadat hij hem zijne plaats had gewezen.

»Hemelsch troosjen!” riep Coornhert, met een schalken blik opziende naar St. Aldegonde, »hoe kon ik anders? ’t Lied is den nobelen en kunstrijken maker te mijner winste betwist, en ik ben wel zoo verketterd en verlibertijnd door de dienaren der Kerke, dat ik voor ’t minst mijn vrede wil houden met de dienaren Apollo’s.”

»Om niet te zeggen, dat het uwen roem slechte dienste zou doen en den mijnen ietwat verkorten,” hervatte Marnix lachende.

»Met oorlof, erntfeste vriend! gij zegt, wat niet zuiver uwe meening is. Het komt u al zoo min aan op een enkel blaadje uit uwe dichte lauwerkroon, als eenig oefenaar der letteren onder ons; en daarbij, gij zijt van hen, die niet het meest vragen naar ijdele en wereldsche eere:

Niets zigtbaars dese man begeert
Wan hy syn hand van de wereld keert:
Haer werring neemt hy al in ’t goede,
Met rede hy al syn lusten regeert,
Rustig leeft hij van moede,
Zulck mensch en hoopt noch vreest niet meer,
Hy sterft en leeft God, syn regten Heer,
Naer ’t opperste goed jaegt hy langs soo meer,
Dus derft syn vreugde rouwe.