Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/339

Deze pagina is proefgelezen

En in trouwe, heer van Marnix! verdedig gij hen niet te luide in ’t openlijk, uit zorge het mocht de aantijging wat klem geven, of gij u met aandrijven tot het beeldstormen hadt ingelaten.”

»Gij weet wel, wat daarvan is, vriend! Geen oprecht dienaar des Woords, zonderling niet ik, kan bewezen worden, geweld te hebben aangeraden. Dat de beelden dienden te worden weggenomen, zal geen Hervormde mij tegenspreken. Dat het te Gent geschied is, met vergeting veeleer dan verachting der overheid, is droefelijk; maar te verklaren en ietwes te vergeven uit den vurigen ijver der luiden, om te toonen, hoe hartelijk toen hun leed was, de afgoderije, zoo lange jaren met lastering en verachting des naams Gods gedreven. Die daarin hun zelve gezocht hebben, die moge de Heere oordeelen!”

Coornhert wilde nog weder antwoorden, maar de Kanselier viel in:

»Meester Coornhert! mijn vriend! waarom is de heer Spieghel niet met u samen hierheen gekomen? Ik verhope doch, dat ik hem nog kan wachten?”

»Dat zal voor eene volgende reis zijn, vir doctissime! had hij occasie gehad van te komen, ik had mij in zijn gemakkelijk speelwagentje neffens hem gevleid; maar zijne goede Brechte was krank en gij kent zijne teerheid voor zijne huisvrouw.”

»En Roemer Visscher heeft mij ook afgeschreven. Dus jammerlijk is mijne poging mislukt, om den heere van St. Aldegonde met een kring van konstvrienden te verrassen!” sprak Leoninus teleurgesteld.

»En die kwamen?…” begon Barneveld.

»Waren voorzeker niet minder welkom dan die terugbleven, Pensionaris! alleen ik had ze gaarne te zamen vereend.”

Coornhert, die tot hiertoe niet had nagedacht over de tegenwoordigheid van Barneveld, begon het nu in te vallen, dat zij eenige beteekenis moest hebben, met opzicht tot St. Aldegonde, en die man, die niet tot gewoonte had, eene ongewisheid te dragen uit omzichtige bescheidenheid, vroeg luide:

»In trouwe! de Pensionaris samen met den oud-burgerneester van Antwerpen, dat is wat zonders, dat ik daarop niet eerder dacht! Hoe is het, achtbare doctor Leoninus! vieren wij een vredefeest?”

De beide tegenstanders wisselden van kleur, maar konden toch