Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/348

Deze pagina is proefgelezen

godsdienst en de nuttigheid der zichtbare Kerk, maar gij loochent ook het bestaan der ware Christelijke Kerk?” vroeg Marnix.

»De ware Christelijke Kerk? wat is de ware Christelijke Kerk?” riep Coornhert. »Vraag het een papist, en hij zal u antwoorden: die, waarin men Christus aanbidt in de gedaante van een meelkoeksken, waarin men geen God kent boven den paus, geen beter hulpmiddelen tot vordering zijner zaligheid dan oorbiecht en aflaat, en geen noodiger geloof dan dat aan het vagevuur en aan de waarachtigheid der overleveringen. Vraag het een Lutheraan, hij zal u zeggen, dat het papismus juist het tegendeel is van de ware Kerk, en dat gij die zoeken moet, alleen in die, waaruit Luther de afgodische bijvoegselen heeft te niete gedaan, met bijbehouding altoos, van zekere vormen en uitwendigheden, die de eerwaarde man niet noodig heeft geacht te verwerpen; die, waarin men Christus lichamelijke alomtegenwoordigheid erkent in het Avondmaal, waarin men duivelen bezweert bij den doop, zich slaafsch onderwerpt aan de formula concordiae of wel discordiae en de Augsburgsche confessie houdt als den eenigen waardigen leiddraad voor geloof en leere. Vraagt gij het een strengen Calvinist, hij zal u antwoorden, dat daar geene andere ware Christelijke Kerk bestaat, dan die waarin de dolzinnige eere der justificatie en damnante praedestinatie met stipte strengheid wordt vastgehouden, het Avondmaal tot niets gemaakt dan een broederlijk gedenkmaal; de Christenen gescheiden worden in twee deelen, uitverkorenen en verdoemden, ’s menschen vrije wil aan banden gelegd, en ’s menschen beste hope gesteld wordt op het naleven van de letter van den Heidelbergschen catechismus en de formulieren van eenigheid, en waarin Calvinus en zijne volgeren worden gesteld als de nieuwe pausen, die macht hebben om de consciëntiën te oordeelen. Vraagt ge ’t eindelijk mijn wellieven vriend en ouden bekende Hendrik Niklaas, die zich zelf tot God maakt, hij zal u antwoorden, dat er geene ware Kerk is dan die, genaamd: het huis der liefde, waar men hem aanbidt als ’t opperste wezen; en hij zal niet minder ijverig zijn om u te wekken tot bekeering dan ieder van de anderen schoon de geest hem somtijds gebieden zal te zwijgen, als hij niet meer weet te antwoorden. Vraagt gij het Doopers en Herdoopers…; maar ik zou kwalijk einden, zoo ik alle eenige ware Kerken dus wilde doorloopen!” De verschillende gewaarwordingen der toehoorders