Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/351

Deze pagina is proefgelezen

stelsels en redeneeringen der philosofen, en niet op dat, wat de ziele het naaste en noodigste is om te kennen! maar ik geve u toe, achtbare doctor! dat het weten en kennen hier moeielijkst is, zelfs voor menschelijke wijsheid onmogelijk! maar de wijsheid der menschen is dwaasheid voor God, en dit alles is den wijzen der aarde verborgen gehouden en den kinderkens geopenbaard geworden, daaronder ik het liefst zoude verstaan, niet juist de jongen en de kleinen van verstand, maar alle vrome geloovigen, geleerden en ongeleerden, sterken en zwakken, allen die het gegeven is, zich als kinderkens neder te zetten aan de voeten van Christus, en die naar zijne stemme luisteren in eenvoud en in hoorgeerigheid.”

»Ik wete,” hernam de Kanselier, »van u, en die zijn als gij, dat, waar gij het woord geloove hebt uitgesproken, iedere wederlegging ijdel is. Zoo wil ik dan stellen als gij, dat het u, door welken invloed dan ook, gegeven wordt, te onderkennen en uit te wijzen, wat de allerschrandersten tot hiertoe ijdelijk hebben getracht, dan nog zoudt gij u beter kwijten van uwe verplichting als burger en zoon van ons Nederduitsch vaderland, zoo gij u wijden wildet aan deszelfs dienst, en daarmede uwe schuld betaaldet aan God en de menschheid, om nog niet eenmaal te komen op hetgeen uwe eigene belangen hierin medebrengen, en om nu, als gij het gaarne hoort, te spreken met woorden uit de Schrifture. Ik had u als een anderen Gideon zoo gaarne gezien, gezien als richter over ons Israël, zeker dat gij het zwaard van Justitia voeren zoudt met waardigheid, met oordeel en met kracht!”

»Heb geene zorge,” viel Coornhert in, »hij zal nu een ander zwaard voeren, dat des Woords, en zoo is er niets verloren, want dat geeft meest in scherpte het andere niets toe.”

»De Heere beware mij, dat ik ooit andere woorden spreke zoude, dan die van ernst en van liefde!” zeide Gideon, »Hem gedenkende, die gezegd heeft: "Leer van Mij, dat Ik zachtmoedig ben."”

»En met dien Heiligen naam op de lippen vervolgen toch Christenen en Christenen elkander tot den bloede toe; kerkelijken bovenal, die zich Zijne dienaren noemen gaan daarin voor! Ge moogt vrij goede voornemens hebben, jonge man! zit maar zes weken mede in ’t consistorie, en gij helpt den eerste den beste uitbannen en vervolgen, die van u in een leerstuk verschilt; de