Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/353

Deze pagina is proefgelezen

»Nu dan,” hernam Marnix, »dit meene ik; hadt gij gematigden vredelust als gelatene berusting, ge zoudt dezen vromen jonkman tegen gastheer’s bede niet uittergen tot strijd, door op te halen van een voorval zoo droevig, zoo lange reeds verleden, zoo betreurd en in de Protestantsche Christenheid, Gode zij dank! zoo zeldzaam, als het verbranden van den hardnekten geestdrijver Servetus, waarop gij doelt. Zie! ik ben al zoo sterk tegen gewetensdwang als iemand, en ik heb nooit geoordeeld, dat de beul de beste beslechter is van theologische kwestiën; maar er zijn gevallen, waarin ’t nood doet, dat de vrede in de Kerk bewaard wordt, door strenge middelen; en dit geval was een van de zoodanigen. — Ook is ’t niet geschied zonder overleg van de vernuftigste en godzaligste mannen: niet alleen van ’t Zwitsersch gebied, maar tot in Duitschland toe heeft men raad gevraagd — en Melanchton zelf keurde strengheid noodig.”

»’t Is zeker in vergelding van zijn goeden raad, dat de stijfzinnige Lutheranen zijn schoonzoon Peucer hebben ingekerkerd, als Crypto-Calvinist, met zoo wreeden en bitteren haat! Zeldzaam noemt ge de gevallen van Protestantsche ketterdooding: dat het branden zeldzaam voorkomt mag zijn, maar ik zie niet, dat het Zurichsche water aan het Geneefsche vuur in felheid toegeeft, en Zwingli’s: qui iterum mergit, mergetur, luidt ook anders dan de liefelijke vredezang der engelen op Kerstmis! Het gelust mij niet, u bloedige droomen te verwekken, met al de Protestantsche martelaren op te noemen, door hunne broederen ten bloede toe vervolgd en gedood, altijd onder het aanroepen Christi, en het zingen van psalmen en liederen. Fij van die Protestantsche inkwisitie, dolzinniger dan de Roomsche, want de eene strijdt voor zich zelve en blijft zich gelijk, de andere woedt tegen zich zelve en wordt zich ongelijk! Protestanten, die vervolgen zoo ras men met hen verschilt om een punt! Protestanten, die geen ander wetboek moesten hebben dan het Evangelie, en geen ander fundament dan Christus! Protestanten — wat zeg ik? ze zijn ontaard van hun naam! — ik geloof, dat ik de eenige Protestant ben gebleven, want ik althans protesteer te allen tijde en tegen alles!”

Ondanks den ernst van den redetwist ontlokte dit woord allen een glimlach.

»Tegen alles ten minste,” voegde hij er bij, zich hervattende,