Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/358

Deze pagina is proefgelezen

den kleinen Elbert terug te brengen; ik verblijve er drie dagen, dat mag u voldoende zijn tot het zien van uwe vrienden.”

»Hoe minder ik mij vooreerst van u allen te scheiden heb, hoe meer het mij lief zal zijn,” hernam Gideon, het weerzien is zoo zoet! ’t is toch vier jaar, dat ik afwezend ben. Wat is al niet gebeurd in dien tijd? Bertha gehuwd…; Gijsbert…”

»Sus!” sprak Ivonnette, »geen woord daaraf. Moeder kan ’t niet herdenken zonder tranen, en vader… gij weet, die houdt er niet van, dat men zich bedroeft. Verblijd u veeleer, dat ik vier jaren ouder geworden ben en wijzer daarnevens, als vanzelve spreekt, dat zal u allerlei ongeneugt sparen. Ik zal nooit meer uwe boeken verstoppen, opdat gij uit mistroostigheid, na het ijdele zoeken, met mij spelen zoudt. Wat we op ’t landhuis te Bommel een heerlijken tuin hadden!”

»En hoe hoog een schommel!” hernam hij lachend. »Nog geheugt mij, hoe gij mij een half uur lang aan die koorde trekken liet, met belofte, gij zoudt mij een uur ongekweld laten, om uws heers vaders dictaten door te zien. Zoet herdenken! ik was toen zestien jaar.”

»En drie jaar mijn oudere, niet weinig trots op uw ouderdom.”

»Niet zooveel als gij op uw mooi haar, dat in ’t wilde hing, op zijn Oud-Testaments. En toch mij dunkt, Ivonne! ’t is nog zwarter en gladder geworden onder het sierlijke kanten mutsje. En het gansche kind zal ook wel in schalkheid zijn toegenomen, als in minnelijke zoetzedigheid en liefelijk schoon; mij wachten zware dagen, vreeze ik,” en de lach, waarmede hij zijn diepen zucht verzelde, bewees, hoezeer hij ze vreesde.

Dit samenspreken was, als men denken kan, gefluisterd, en St. Aldegonde had intusschen aan Barbara medegedeeld, dat ook hij naar Leiden ging, om zijn zoon te bezoeken, die het onderwijs genoot van Bonavontura Vulkanius.

Nu werd de aandacht der jongelieden afgeleid door een toast, voorgesteld door van der Mijle, de gezondheid van alle afwezige kinderen, en na een blik gewisseld te hebben met den Advocaat van Holland, sprak hij:

»Ik heb den vrienden ietwat mede te deelen. Lang waren hee-Barneveld en ik bekenden, welhaast zullen wij verzwagerd worden. De Advocaat heeft mijn zoon de verkeering toegestaan met zijne oudste dochter.”