Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/371

Deze pagina is proefgelezen

kanten uit de eerste tijden der Hervorming, in wie meer het omwentelingsbeginsel dan het hervormende heerschende was, en die, wellicht noodwendig voor den eisch van den tijd, voor het minst door hun tijd gevormd werden, en door diens woelingen medegesleept; het zij gezegd tot hunne verschooning.

Een van die predikers, wier krachtige en onstuimige welsprekendheid zich het best op haar gemak gevoelde, onder een gehoor van duizenden, vrienden en vijanden samen, beiden dreigende met het zwaard van het Woord, en tegen de laatsten wel gezind, uit noodweer naar meer stoffelijke wapenen te grijpen. Als aangevallenen niet enkel berustende op de tusschenkomst des Hemels, en vaak zelve aanvallende in den naam van den Heer.

Een van die predikers, die, zoo ze niet handdadig deel hebben genomen aan beeldenstorm en oproerige beweging, voor ’t minst door onstuimige taal en geestdrijvende toespraken, dwepende gemoederen tot zulke uitspattingen hebben ontvonkt en aangedreven. Bij Modet in ’t bijzonder welke ook zijne handelingen waren en welke zijne bedoelingen tot hiertoe, verdenk ik het beginsel niet, van waar zij uitgingen. Heete, al was het dan ook onverstandige geloofsijver, — geestdrift die zich door niets liet verkoelen, — hoe eenzijdig ook van richting, stoutheid en vastheid van wil, om de zaak, die hij de eenig rechtmatige hield, voort te zetten, — ondanks alle tegenstreving, moed en bereidwilligheid, om daarvoor ieder oogenblik rust, vrijheid en leven veil te hebben, zijn eigenschappen die ik nooit mijne achting kan weigeren, zelfs al zie ik ze bevlekt door zoovele zwakheden en hartstochten, door eigenzinnigheid, heerschzucht, liefdeloosheid en hardheid, als er bij dezen zijn op te merken.

De Fransche Prinses Charlotte van Bourbon, die hem eene wijle heeft gekend als den hofprediker van haar gemaal, veranderde zijn naam van Modet in dien van Immodest; en zeker heeft hij dáár als elders, van bescheidenheid, van zachtheid, van minzaamheid en van deemoed geene blijken gegeven, als het een prediker van Christus leere, en een verkondiger van het gezuiverd geloof had gevoegd. Maar men vergeve den man, die monnik was geweest, en die overtuiging genoeg had en ijver genoeg, om het klooster te verlaten, en een voorvechter te worden der Hervorming, dat hij onder woelige en moeielijke levensondervindingen, waar hij geweld met geweld heeft moeten keeren; — dat hij