Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/372

Deze pagina is proefgelezen

onder zulke omstandigheden niet alle gebreken van den monnik, niet alle gebreken van eene heftige natuur heeft kunnen afleggen met de kap, en dat hij niet een geheel nieuwen mensch heeft kunnen aandoen met het kleed van den predikant. Wij hebben daarom niet noodig eene zijner ongeoorloofde daden goed te keuren, noch in te stemmen met een enkelen zijner buitensporige uitvallen. Hem aanziende, hem hoorende vooral, kan men het niet meer vreemd vinden, dat hij duizenden had weten te boeien aan de klanken zijner lippen, dat hij door de welsprekendheid der gebaren en van het oog overreed had en overweldigd, waar het kalmer beraad licht niet door zijne gronden was overtuigd geworden. De donkere gloed van zijn zwart oog, — de strenge ernst die zetelde op zijn voorhoofd, — de krachtige uitdrukking van grove trekken, die ongeregeld waren, maar toch niet onbehagelijk, — de trots van zijne houding, — het gebiedende van zijne forsche gestalte, — de heftige, de vurige levendigheid zijner gebaren, boezemden ontzag in en belangstelling, al was het meer die der vreeze dan die der liefde.

De laatste persoon van het drietal, dat wij u wilden voorstellen, is ons, om vele redenen samen, de merkwaardigste. Hij is, als de anderen, historisch eigendom, maar wij nemen hem als eigendom van den roman. Wij hebben daartoe niet noodig, één enkel feit van zijn leven te ontkennen of te verloochenen; wij nemen alleen de vrijheid hem niet enkel op deze te beoordeelen; wij willen dieper gaan dan deze; wij willen verborgene vezelen nasporen, en hem kennen in fijnere schakeeringen, dan de ruwe schets, die de geschiedenis van hem geeft, waarop zij zijn karakter en zijn hart heeft beoordeeld, en haar oordeel of liever hare veroordeeling over hem heeft uitgesproken. Alleen de meest gewone soort van menschen geschiedt geen onrecht met zulk eene oppervlakkige beschouwing; maar persoonlijkheden als die van Jacob Reingoud, die zoovele tegenstrijdigheden in zich vereenigen, die tot zulke hoogten zijn gestegen, en tot zulke diepten zijn gevallen, hebben recht op eene scherpere, op eene vrijere, op eene juistere toetsing, dan die met twee pennetrekken gegeven wordt, in de geschiedenis van geheel een land; met hunne deugden en ondeugden, met hunne schitterende eigenschappen en met hun duisteren gemoedsstrijd, behooren zij tot het gebied der fantasie, der poëzie (als het woord