Pagina:Bosboom-Toussaint, Leycester in Nederland eerste deel (1886).pdf/373

Deze pagina is proefgelezen

niet te vermetel klinkt), en de poëzie zal zich het hare toeëigenen, en zij wil trachten te ontleden waar de andere alleen in stukken houwt; zij zal hem niet beter maken, maar zij zal hem omgeven met den stralenkrans van het genie, en het licht dat die op hem werpt, zal strekken om hem beter te bezien.

Wat hij innerlijk geweest zij, of niet? zal ons op dit oogenblik toch niet ophouden; wij willen nu alléén zijn uiterlijk opnemen. Dat is merkwaardig genoeg; schoon hij wel zes en vijftig jaar kan wezen, is het hem nog aan te zien, dat hij een beeldschoon man moet geweest zijn: nog heeft de opslag en de blik van zijn donker oog iets fluweelachtigs en iets doorborends samen, dat verleidend moest zijn en gevaarlijk van overredingskracht, voor mannen en vrouwen beiden. Wij hebben het reeds gezegd, dat de rechte uitdrukking van zijn gelaat niet vast te bepalen is: zij wisselt naar de gewaarwordingen, die hij ondervindt of die hij wil opwekken. De eerste heeft hij zoo goed in zijne macht, dat hij er zelden iets anders van zien laat, dan wat hij wil, en het laatste is hij zóó volkomen meester, dat hij altijd den indruk doch maakt, dien hij begeert; wilde hij aantrekken, rede en zinnen voelden zich geboeid; wilde hij afstuiten, eene koude huivering dwong tot terugtreden; wilde hij gebieden, iets dat sterker was dan een trotsche wil, dwong tot de hoofdbuiging der gehoorzaamheid; maar ondanks al die bewegelijkheid, hebben toch twee eigenschappen zijner ziel op zijn gelaat haar stempel gedrukt, dat blijvend is onder alle wisselingen heen: scherpe schranderheid en stoute trots; maar de eene daalt soms af tot fijne sluwheid, de andere plooit zich wel eens tot zachtere fierheid, maar stijgt het liefst tot laatdunkenden overmoed, zoo haast hij de zelfsbeheersching vergeet of onnoodig acht. Zijne gestalte is welgevormd, recht en buigzaam; noch de gezetheid van den middelbaren ouderdom, noch de vermagering, die haar soms vervangt; oorspronkelijk is zijne houding vast en gebiedend, en zijn zijne gebaren levendig en los; maar daar beide met gemak en met hooge natuurlijkheid zich richten naar de ingeving van de gedachte die de gelaatstrekken beheerscht, zijn ze evenmin te bepalen als de eersten; maar in zijne stem, vooral in zijn spreken, in hetgeen hij zeide, zoo wel als in de wijze waarop hij het zeide, lag de kracht zijner heerschappij op den wil van anderen; waar hij sprak om te overreden was hij zelf altijd het eerst overtuigd, en deelde die overtuiging niet zacht-